Kunstsubsidies kunnen beter worden afgeschaft als kunstenaars een groot publiek moeten bereiken. Want dan vervals je immers de markt. Logisch. Je kunt ook besluiten iedereen subsidie te geven. En dat klinkt vreemder dan het is.
De afgelopen maanden zijn er een paar theatervoorstellingen geweest die het heel goed deden bij het grote publiek. Omdat dit voorstellingen waren die met subsidie gemaakt zijn, bracht dat in een paar kranten de pennen in beweging. Hein Jansen van De Volkskrant betoogde in een column dat een voorstelling als Rain Man, gemaakt door het gesubsidieerde gezelschap De Utrechtse Spelen, een toonbeeld was van de knieval die kunstenaars maken voor het grote publiek. Even schadelijk – volgens hem – voor de echte kunst als het inzetten van cabaretiers door Matthijs Rümke van het al even gesubsidieerde Zuidelijk Toneel.
In vergelijking tot het Duitse culturele leven, waarin moeilijke voorstellingen volle intellectuele zalen trekken, gaat Nederland ten onder aan verplatting. We doen alleen nog maar bekende films en boeken en laten die uitvoeren door clowns die veel publiek trekken. Sodom en Gomorra in een notendopje.
Of je het nu met al deze punten van de oude recensent eens bent, hij heeft wel een beetje gelijk.
Nu publiekscijfers leidend zijn geworden in de beoordeling van subsidieaanvragen heeft het rechtse kabinet inderdaad de laatste nagel in de doodskist van de Schone Kunsten geslagen. Met subsidie worden nu dingen gemaakt die heel goed aan de vrije markt overgelaten hadden kunnen worden, betogen mensen als Hein Jansen terecht.
Daarmee geven zij ironisch genoeg wel de PVV van Martin Bosma – de grote inspirator van Zijlstra’s cultuurpolitiek – gelijk. Subsidie werkt concurrentievervalsing in de hand. Als hoofdredacteur van een freelancersorganisatie die zonder subsidie moet concurreren tegen zwaar gesubsidieerde websites ervaar ik dat elke dag.
Moeten we dus terug naar een systeem waarbij kunstenaars alleen geld krijgen als ze géén publiek willen trekken? Feitelijk is dat de enige weg uit de impasse waarin we nu zitten. Immers, nu groot publieksbereik, internationale uitstraling en cultureel ondernemerschap voorwaarden zijn voor subsidie raakt de markt terecht in paniek. Maar geld geven aan mensen die een dikke middelvinger naar je uitsteken, dat wil de belastingbetaler niet.
Hoe nu verder?
Als we eerlijk zijn leiden de huidige voorwaarden op termijn tot de logische keuze om alle subsidies dan maar af te schaffen. Die 600 miljoen die we nu nog over hebben kunnen we dan heel best in de zorg steken, of in een nieuw fietspad. Wat de markt maar wil.
Je kunt natuurlijk ook iets anders doen, en dat is het Braziliaanse voorbeeld volgen. Daar krijgt iedereen die kunst maakt subsidie. En daar komt er 600 miljoen per jaar bij. Makkelijk natuurlijk, de economie groeit daar als kool, maar de regeling bestond ook al in de tijd dat Brazilië een echt ontwikkelingsland was en iedere dag kromp. Ik ken niet alle details, maar het komt erop neer dat kunst gelijkgeschakeld is aan sport en onderwijs. Kunst valt onder die zaken waarin de overheid voorziet en dus gaat het er voor iemand die kunstsubsidie wil ontvangen alleen maar om, dattie aantoont dat hij of zij kunstenaar is. Eenmaal door die ballotage heen, en erkend als kunst-leverancier is de instelling of persoon vrij om te doen en laten wat hij of zij wil, en vooral ook: zoveel geld te maken als die zelf wil. De staat levert de basisvoorwaarden, de instelling voert uit.
Vreemd?
Niet zo vreemd als je bedenkt dat in ons land onderwijs en sport net zo worden ondersteund, dus waarom zou een kunstenaar aan allerlei ingewikkelde criteria moeten voldoen om geld te krijgen?
Als we dus met zijn allen besluiten dat kunst even nodig is als onderwijs, gezondheidszorg of sport, dan zorgen we er dus ook voor dat de samenleving toegang heeft tot kunst, zoals er toegang is tot gezondheidszorg, onderwijs en sport. Weg daarom met de adviescommissies van deskundigen die elke paar jaar met elkaar besluiten aan welke kunst we wel en aan welke kunst we geen steun verlenen. Iedereen krijgt een deel en zoekt verder maar uit hoe die het oplost.
Gevolg?
Een hoop instellingen zullen omvallen, er zal evenveel protest zijn in tijden van krimp als er nu is, en heel wat makers zullen ander werk moeten zoeken, maar we maken als samenleving in ieder geval duidelijk waar we staan. We willen kunst, maken het mogelijk en bemoeien ons niet met hoe die kunst eruit ziet, los van een paar algemene regels die ook voor sport en onderwijs gelden. Vrijheid alom. Het gaat alleen wel over een andere waarborg van vrijheid: de beschermende vrijheid van het schoolplein, niet de bedreigende vrijheid van de jungle.
Grappig dat we dat voorbeeld moeten halen uit het land met het grootste regenwoud van de wereld.