Vanavond brengt de Nederlandse Reisopera de première van een nieuwe enscenering van Orfeo ed Euridice van Gluck, opera aller opera’s. Met dit meesterwerk maakte de Duitse componist in 1762 een eind aan de wanpraktijken uit de Barok. Niet alleen was er aan de libretti geen touw meer vast te knopen door de eindeloze reeksen subplots, maar ook werd de zaak danig opgehouden door zangers die te pas en te onpas uitbarstten in een epaterende ‘kofferaria’, die elk raakvlak met zelfs het onbenulligste zijpad ontbeerde.
Dat het operapubliek als een blok viel en valt voor deze ‘reformopera’ is geen wonder: een navolgbaar verhaal over een tragische liefde wordt gezongen in een verstaanbare, niet door eindeloze coloraturen overwoekerde stijl. Hoe sterk deze opera nog altijd tot de verbeelding spreekt, ervoer ik gisteren, toen ik aan de praat raakte met een Amsterdamse galeriehoudster. Zij vertelde me niets van opera te weten, maar du moment dat ik Orfeo ed Euridice noemde, barstte zij los met de aria ‘che faro senza Euridice’, waarmee de held zijn overleden geliefde beweent.
Menselijke proporties
Gluck bracht opera weer terug tot menselijke proporties, met verzengend mooie aria’s en hartverscheurende muziek, die bovendien mede het verhaal vertelt. Overigens brengt de Reisopera vandaag niet de Italiaanse, maar de twee jaar later gemaakte Franse versie, Orphée et Eurydice. Voor de enscenering tekent de jonge regisseur Floris Visser. In een interview met Ingrid Bosman zegt hij gekozen te hebben voor de Franse versie, omdat hierin de titelrol niet wordt gezongen door een countertenor, maar door een ‘gewone’ tenor: ‘Opeens wordt Orpheus een méns.’ [Tweet “Floris Visser: ‘Opeens wordt Orpheus een méns.’ “]
Achteromkijkscène
Visser heeft ook goed nagedacht over de beroemde ‘achteromkijkscène’, waarin Orpheus alsnog – en dit keer definitief – zijn Eurydice aan de onderwereld verliest. Naar zijn smaak wordt dit moment te vaak gepresenteerd als symbool van de kunstenaar, die zijn eigen lijden opzoekt. Ook de visie dat Eurydice uit jalousie zijn aandacht vraagt en hem zo als het ware dwingt toch om te kijken, gaat er bij hem niet in. Evenmin vindt Visser dat de goden hem willen straffen voor zijn daad van ongehoorzaamheid.
Hij vond de oplossing in het verhaal van Plato, waarin Alkestis haar leven geeft om haar man Admetus te redden: ‘Haar ziel werd door de goden losgelaten uit de Hades, uit bewondering voor haar daad. Maar Orpheus zonden ze met lege handen weg uit de onderwereld, ze gunden hem slechts een beeld. Omdat hij niet de moed opbracht om voor Eurydice te sterven.’
Dit werkte voor Visser als een eyeopener: ‘We vechten tegen hellegoden en furiën in de veronderstelling dat er van ze te winnen valt. Wat we creëren is een onmogelijk verlangen. Die valse hoop leidt ertoe dat je krankzinnig wordt van verdriet.’ In die sleutelscène begrijpt Orpheus dat hij nooit werkelijk herenigd was met Eurydice. Hij laat haar gaan en pas dan kan het rouwproces werkelijk van start gaan: ‘Rouw is wennen aan het ondraaglijke.’
Orphée et Eurydice wordt uitgevoerd door HET Symfonieorkest en Consensus Vocalis onder leiding van Roger Hamilton. Voorstellingen van 1 mei tot en met 6 juni.