Hij zou op 26 maart 91 zijn geworden, maar overleed dinsdagnacht 5 januari in zijn woonplaats Baden-Baden. Pierre Boulez was de laatste nog levende componist van de groep die na WOII de richting van de muziek een nieuwe wending gaf. Zijn collega hemelbestormers gingen hem voor: Karlheinz Stockhausen stierf in 2007, Luciano Berio in 2003, Karel Goeyvaerts in 1993 en Luigi Nono in 1990.
Hoewel het een aangekondigde dood betrof – Boulez was vorig jaar al te zwak om zijn negentigste verjaardag te vieren – blijft het toch een schok. Met zijn verscheiden komt definitief een einde aan het tijdperk van de atonale muziek, denigrerend soms ‘piep-knor’ genoemd.
De Franse president François Hollande twitterde:
“Pierre Boulez heeft Franse muziek in de wereld laten schitteren. Als componist en dirigent heeft hij altijd vanuit zijn tijdperk willen denken.”
Daar is geen woord van gelogen. Boulez was een charismatische persoonlijkheid, die zich ondanks boude uitspraken in zijn jeugd – ‘Schönberg is dood’; ‘Steek de operahuizen in brand’ – ontpopte tot een begaafd en toegewijd dirigent, die niet alleen de Franse muziek, maar ook het werk van Schönberg en de opera’s van Wagner uitmuntend uitvoerde.
Zo sensueel als Debussy, zo lucide als Webern
Aan zijn eigen composities schaafde hij eindeloos. Zijn oeuvre bleef dan ook klein, maar werken als Le marteau sans maître; Répons; …explosante fixe… en Pli selon Pli gelden als mijlpalen van de twintigste-eeuwse muziek. Boulez verstond de kunst zijn rekenkundige uitgangspunten te koppelen aan de sensualiteit van Claude Debussy en de luciditeit van Anton Webern.
Ik heb hem vaker horen dirigeren en eerlijk gezegd werd ik niet altijd overtuigd. Zo herinner ik me een uitvoering van Schönbergs strijksextet Verklärte Nacht in de versie voor strijkorkest. Dit anders zo smachtend romantische, Klimt-achtige stuk viel uiteen in brokken koud gesteente zonder enige samenhang. Anderzijds zat ik van begin tot eind aan mijn stoel gekluisterd tijdens een uitvoering van zijn eigen Domaines met het door hemzelf opgerichte Ensemble Intercontemporain en de klarinettist Alain Damiens.
Beminnelijk
Verschillende malen had ik de eer hem te mogen interviewen. De eerste keer was in 1995, toen ik nog muziekwetenschap studeerde. Ik sprak hem voor het boek Sssst! nieuwe ensembles voor nieuwe muziek over het door hem opgerichte Ensemble Intercontemporain. Het was een bijzonder gevoel opeens vis à vis te zitten met deze ‘man uit een boek’, maar hij was uiterst beminnelijk en stelde me meteen op mijn gemak.
Na mijn afstuderen interviewde ik hem enkele malen voor Radio 4. Anders dan sommige beroemdheden verscheen Boulez prompt op tijd voor zijn afspraken en zag hij af van een persagent die ons op de vingers keek. Altijd was er die sfinxachtige vriendelijkheid en nam hij alle tijd. Ooit gaf hij me zelfs een compliment voor mijn simultaanvertalingen – aangezien hij een groot deel van zijn leven in Duitsland woonde, kon hij mijn Nederlands aardig volgen.
Ook toen ik een beroep op hem deed in verband met mijn biografie over Reinbert de Leeuw, was hij allerbehulpzaamst. Zijn persoonlijke assistent zocht en vond de door mij gevraagde data en titels en bracht me in contact met andere mogelijke informanten.
Twee dagen na zijn vierentachtigste verjaardag in 2009 maakte Boulez zelfs speciaal tijd voor me vrij om te vertellen over zijn ervaringen met zijn Nederlandse collega-componist en -dirigent. Ondanks zijn drukke werkzaamheden gaf hij ook dit keer uitgebreid en geduldig antwoord op al mijn vragen. Zijn uitspraken kon ik helaas niet in mijn boek verwerken, maar de opname van ons gesprek zal ik blijven koesteren.
Het gerucht ging dat Pierre Boulez werkte aan een opera naar het vermaarde toneelstuk Waiting for Godot van Samuel Becket. Hierop zullen wij dus voor altijd vergeefs blijven wachten…
In maart 2015 sprak ik over Boulez met de Duitse musicoloog Werner Klüppelholz tijdens het Boulez Symposium aan het Koninklijk Conservatorium. Het gesprek is hier terug te luisteren.