Ze zijn het helemaal met ons eens, de werkgevers in de podiumkunstsector. Deze gezelschaps- en theaterdirecteuren en andere beheerders van slinkende kassen, verzameld in de Nederlandse Associatie van Podiumkunsten (NAPK), sturen vandaag een brief rond, waarin ze de Tweede Kamer oproepen het systeem van subsidies te herzien. Nu valt immers de middenklasse tussen wal en schip. Is vaker gebeurd, en daarvoor werd in 2008 dat systeem van de ‘BIS’ opgezet, wat werkte, totdat de VVD een greep in de kas deed. Enfin: gebakken peren all over the place.
Lees hieronder de ANALYSE NAPK:
MIDDENVELD TUIMELT IN GAT TUSSEN FONDS PODIUMKUNSTEN EN BASISINFRASTRUCTUUR
Als de subsidieadviezen van het Fonds Podiumkunsten één ding duidelijk maken, dan is het wel dat het huidige bestel geen goede borging biedt aan een ervaren middenveld dat in continuïteit opereert en een relevante schakelpositie tussen BIS en `nieuwe’ podiumkunstproducenten inneemt. Belangrijke spelers in het huidige podiumkunstenveld zijn buiten de boot gevallen. Aan de kwaliteit van de aanvragen ligt het niet. Ze kregen vrijwel allemaal een positief subsidieadvies maar worden niet gehonoreerd vanwege ontoereikend budget.
Dit is het geval voor onder meer Orkater, Korzo, Cappella Amsterdam, Theatergroep Suburbia, Danstheater AYA, Jazz Orchestra of the Concertgebouw, Dood Paard, Beumer&Drost, Theater Gnaffel en Matzer. Ze zijn positief beoordeeld maar onder de zaaglijn terecht gekomen omdat de belangrijkste opdracht van het Fonds Podiumkunsten is om te zorgen voor doorstroming, dynamiek en vernieuwing in het podiumkunstenbestel. Het Fonds `stimuleert de pluriformiteit van het middelgrote en kleinschalige aanbod en richt zich daarbij op doorstroming, dynamiek en innovatie.’
Budgetkrapte
Dit is ook in de optiek van de NAPK van groot belang voor een vitaal en bloeiend podiumkunstenlandschap, en dat er veel hoogwaardige nieuwe instroom is, valt alleen maar toe te juichen. Echter, de focus op vernieuwing heeft automatisch tot gevolg dat instellingen die juist staan voor continuïteit en expertise en zo een waardevolle functie vervullen binnen het bestel, minder gewaardeerd worden. Het Fonds kan onvoldoende plaats bieden aan een middenkader dat net zozeer van grote relevantie is voor een levendig en stevig podiumkunstenbestel. Dit is een direct gevolg van een gecontinueerde bezuinigingspolitiek: de budgetkrapte nekt bovengenoemde instellingen, en met hen vele andere. Dit legt een pijnlijke kloof in het huidige podiumkunstenbestel bloot: tussen Fonds en BIS gaapt een gat en als je als goed functionerende instelling daarin terecht komt, heb je een groot probleem.
Dat is pijnlijk en onwenselijk en maakt een politieke discussie over de kloof tussen nieuw en dynamisch enerzijds, en basisinfrastructuur anderzijds, heel hard nodig. In het Rijksbeleid is geen ruimte (beleidsmatig noch financieel) voor een breed middenveld. Juist deze groep instellingen heeft door de jaren heen een enorme expertise opgebouwd, is artistiek-inhoudelijk absoluut relevant en heeft stevige verbindingen met publiek en afnemers, maar zet niet primair in op alternatieve vormen, content of locaties. Een aantal van deze instellingen wordt nu voortijdig afgeschreven.
Normbedragen
Ook geeft het Fonds Podiumkunsten aan prioriteit te geven aan pluriformiteit ten opzichte van verhoging van de normbedragen, wat onontbeerlijk is voor goed werkgeverschap en arbeidsvoorwaarden. Dit maakt inzichtelijk dat het Fonds ook hierin een scherpe keuze heeft gemaakt. Goed werkgeverschap financieel faciliteren zou betekenen dat nog meer instellingen onder de zaaglijn waren uitgekomen. De keerzijde is dat werkgevers die nu subsidie toegekend hebben gekregen, in veel gevallen ook (weer) zeer scherpe keuzes zullen moeten maken, wat een gezond werkklimaat in dit deel van de sector niet bevordert. Dat is schadelijk voor de professionaliteit van de podiumkunstensector. De SER en de Raad voor Cultuur hebben eerder dit jaar in een rapport hierover grote zorgen geuit.
Ergo: de bezuinigingen uit 2012 trekken nog steeds diepe groeven door het podiumkunstenlandschap. Hierdoor wordt nu een hele generatie die op vele vlakken continuïteit en expertise bracht, ontworteld. Om dit te beperken zal de Tweede Kamer met Prinsjesdag de 10 mln die incidenteel in 2016 is ingezet, structureel moeten maken voor de periode 2017-2020 en een deel ervan in te zetten ten behoeve van dit brede middenveld. Voor de lange termijn moeten ministerie, politiek, Raad voor Cultuur, Fonds Podiumkunsten, gemeenten en het veld gaan kijken naar een nieuwe structuur die beter recht doet aan dat wat de Nederlandse podiumkunsten vermogen.