Om maar meteen met de deur in huis te vallen: de nieuwe productie van het oratorium Jephta van Händel bij De Nationale Opera is prachtig. Decors, kostuums, enscenering en uitvoering: allemaal top. Na afloop van de première woensdag 9 november kregen uitvoerders en productieteam dan ook een welverdiende ovatie van een uitverkochte Stopera.
Het is geen sinecure de geringe dramatische ontwikkeling van Händels oratorium tot een meeslepende voorstelling te maken, maar regisseur Claus Guth slaagde hierin met vlag en wimpel. Waar hij eerder dit jaar het verhaal van Don Giovanni ontkrachtte met vergezochte ‘vondsten’, maakte hij nu het drama van Jephta goed invoelbaar.
In ruil voor de overwinning belooft de Israëlitische krijgsheer Jephta het eerste levende wezen te offeren dat hij bij thuiskomst aantreft – en laat dat nu net zijn dochter Iphis zijn. Een tragisch, maar simpel gegeven dat onder de handen van librettist Thomas Morell en componist Georg Friedrich Händel uitdijde tot een bijna drie uur durend oratorium.
Duizelingwekkend gevarieerde koorpassages
Maar wát een muziek! Jephta bulkt van waanzinnig mooie koorpartijen in een duizelingwekkende variatie. Meerstemmig passages met zwierig door elkaar krioelende zanglijnen worden afgewisseld met plechtige koralen, martiale uitbundigheid en opruiende ritmische passages. De zangers van het koor van DNO gloriëren in hun rol en weten ondanks de vaak snelle tempi hun lastige partijen ingeleefd en verstaanbaar over het voetlicht brengen.
Als Jephta zijn dochter Iphis ontwaart en zich realiseert dat hij haar zal moeten doden zet het koor ‘How dark, O Lord, are Thy decrees’ in. Gezeten als de gemeente in een kerkdienst beklagen zij met toenemende agitatie de gruwelijkheid van Gods geboden. Toch zullen ze deze gehoorzamen, want ‘whatever is, is right’. Op right steken zij bruusk hun vuisten in de lucht. Een kippenvelmoment dat werd beloond met een open doekje.
Mens van vlees en bloed
Ook de solisten zijn uitstekend gekozen. De Amerikaanse tenor Richard Croft maakt van Jeptha een mens van vlees en bloed. Zijn stem is niet groot, maar hij zingt gevoelvol en verzorgd en zijn coloraturen zijn soepel. Hij heeft een sterke podiumprésence en als hij in het derde bedrijf zijn dochter Iphis liefdevol in de armen sluit, springen de tranen je in de ogen.
De Oostenrijkse sopraan Anna Prohaska is in haar element en zingt met haar tintelfrisse sopraanstem moeiteloos Händels uiterst virtuoze partijen. Volstrekt naturel is zij in haar bakvisliefde voor Hamor, de al even geweldig zingende en acterende countertenor Bejun Mehta. Samen vormen zij een sprankelend liefdespaar. In het derde bedrijf is Iphis uitgegroeid tot een volwassen vrouw, die uit liefde voor haar vader waardig en stoïcijns haar lot accepteert.
De Duitse alt Wiebke Lehmkuhl schittert als haar moeder, die meteen al in het eerste bedrijf het komende drama voorvoelt, tegen een bloedstollend fraai toneelbeeld van neerdalende aasgieren. In de kleinere rollen overtuigen Florian Boesch als Jephta’s broer Zebul en de sopraan Ana Quintans als de engel die Iphis op het laatste moment redt van een wisse dood.
Verpletterende eenvoud
Het toneelbeeld is van een verpletterende eenvoud en schoonheid. Een woud van reuzenbloemen dient als strijdtoneel, een lange eettafel vertegenwoordigt de koninklijke vertrekken en Iphis zingt haar vaarwel-aria tegen een knalgele lichtstraal uit de hemel, als ware zij een heilige.
Dat zij uiteindelijk niet gedood wordt maar voortaan als maagd door het leven moet gaan – als een non – is een anachronisme dat je Händel en zijn librettist graag vergeeft. Guth plaatst Iphis als een Mariabeeld op een sokkel, daarmee opnieuw aanhakend bij de christelijke teneur van het libretto.
Er is zelfs ruimte voor humor. Zo worden op gezette tijden letters het podium opgereden, die samen de frase ‘It must be so’ vormen. Met deze openingszin zet Zebul de tragedie in gang; Iphis en Hamor doen een liefdesspelletje in en rond de letters B en E. En als Iphis over het slagveld doolt, houden de doden bereidwillig bloemen omhoog waarmee zij een boeket vormt voor haar moeder.
Wereldniveau
Concerto Kölln speelt op wereldniveau, waarbij zij de gedreven aanwijzingen van dirigent Ivor Bolton vlekkeloos en met kennelijk speelplezier volgen. Direct al in de ouverture bewijzen ze hun kwaliteit met een fluwelen toon, een onberispelijke ritmiek en verfijnde dynamiek. Bolton houdt de vaart er goed in en weet zelfs de anders vaak saaie recitatieven levendig en kleurrijk te houden. Tegelijkertijd ademt hij mee met koor en solisten, die hij alle ruimte geeft: zelfs als zij op fluisterniveau zingen worden zij niet door de musici overstemd.
Een vreemde eend in de bijt zijn de duister dreunende elektronische tussenspelen van Ernst Munneke, die worden ingezet om sfeer te creëren. Op zich een aardige vondst, maar zij houden de handeling soms nodeloos op, temeer daar ze niet organisch in het ensemblespel zijn opgenomen. Het was mij bovendien een lief ding geweest als Guth het laatste bedrijf had ingekort, zoals hij wel deed bij Don Giovanni. Nadat de engel het verlossende woord gesproken heeft, sleept het oratorium zich namelijk nog een half uur voort en zakt de spanning weg.
Dat zijn dan ook de enige minpuntjes, verder staat deze productie van Jephta als een huis.