Vandaag komt de Raad voor Cultuur met een van de minder sterke adviezen in zijn bestaan. Het hoogste culturele adviescollege van Nederland toonde eerder dit seizoen visie, leiderschap en durf met de ‘Verkenning’ en het ‘Sectoradvies Muziek‘. De verkenning pleitte voor een omkering van de subsidiestromen, waarbij stedelijke regio’s het initiatief zouden krijgen. In het advies voor de muzieksector brak de Raad een lans voor het opheffen van grenzen tussen populaire en elitaire uitingen.
Het ‘Sectoradvies Theater’, dat vandaag (16 februari) verscheen, is minder scherp. De raad dringt nu vooral aan op accentverschuivingen en maatwerk. Zo maakt hij met dit advies de weg vrij voor zeker nog eens vier jaar willekeur door de landelijke, lokale en regionale politiek. Iets waar de theatersector in de jaren na ‘Halbe Zijlstra’ al grotendeels aan ten onder is gegaan.
‘Herzie het stelsel’
De belangrijkste aanbeveling lijkt nog stevig. Deze luidt: ‘Herzie de subsidiesystematiek zodanig dat deze inclusiever wordt en ruimte biedt aan instellingen en makers met een cultureel diverse achtergrond, of aan makers en instellingen die werken vanuit nieuwe disciplines.’ Daarbij roept het college op om de Code Culturele Diversiteit nu eens echt te handhaven. Men wil zelfs zo ver gaan een quotum in te stellen voor een cultureel divers personeelsbeleid. Die terechte roep om een cultureel divers quotum zal voor de nodige ophef zorgen. Dat zal de aandacht afleiden van andere zaken.
Onherstelbaar
In het sectoradvies is verder vooral veel ruimte gewijd aan de beschrijving van de huidige situatie in de theatersector. Die is rampzalig, al doet de Raad zijn best om hier en daar lichtpunten te zien.
Duidelijk wordt dat de feitenvrije bezuinigingspolitiek door het kabinet Rutte I, gevolgd door het geldloze lapwerk van PvdA-minister Bussemaker onder Rutte II, aangevuld met het plukken van kroonjuwelen door verschillende partijen in de aanloop naar Rutte III, schade heeft toegebracht. Hoe groot die schade is, wordt nu duidelijk: onherstelbaar. Althans, alles moet anders.
De Culturele Basisinfrastructuur (BIS) die vlak voor het aantreden van Halbe Zijlstra in de startblokken was gezet, werkt niet meer. De Raad adviseert daarom nu ‘meer te werken met maatgerichte subsidies voor onderscheidende ambities van gezelschappen, zoals het ontwikkelen van nieuw repertoire, maken van tournees, spelen in de grote zaal, begeleiden van talent of spelen in het buitenland.‘
De jeugdtheatergezelschappen, die eerst niet, maar door politiek ingrijpen later wel tot de basisinfrastructuur toetraden, laten zien waar het misging. Ze hebben dan nu wel structurele zekerheid, maar de regels van de BIS stellen hen voor taken die ze met het bestaande budget niet kunnen uitvoeren.
Maakdwang
Het Fonds Podiumkunsten kreeg de ondankbare taak toebedeeld om de uitval uit de BIS op te vangen en ook nog eigen beleid te voeren. Met 45% minder geld. Het politieke wantrouwen dwong tot een woud van regelingen. Dat heeft gezorgd voor een systeem waarin het uitbrengen van voorstellingen, ongeacht hun kwaliteit, belangrijker werd dan het artistieke gehalte van voorstellingen. Iets dat onherroepelijk leidt tot kwaliteitsinflatie (De Raad zegt hierover niets, maar meldt wel dat dat bij het cabaret, waar zonder subsidie iets soortgelijks aan de hand is, tot een kwaliteitsdaling heeft geleid.).
Het Fonds koos bovendien voor het instandhouden van veel kleine initiatieven met net te weinig geld om te overleven. Daardoor raakte de arbeidsmarkt verziekt. Loondienst maakte plaats voor vrijwilligerswerk en een overvloed aan zwaar onderbetaalde zzp’ers. Arbotechnisch leidt dat ook nog eens tot een ongehoord aantal burn-outs en erger in de theaterwereld. Mensen blijken door te werken, ook al is er geen geld, en geen enkele andere beloning meer, want lege zalen buiten de standplaats.
Iedereen wachtte op nu, op het moment dat Raad voor Cultuur met een stelselherziening zou komen. Het moment dat alles weer recht zou komen. Dat gebeurt helaas niet. De Raad doet slechts alleen de aanbeveling om niet meer uit te gaan van dwang bij het maken van voorstellingen, maar van behoefte. Het gaat dan wel om de behoefte van de maker, niet het publiek. De maker is nog steeds heilig en moet hoe dan ook de kans krijgen om zich nergens druk over te maken, behalve de kwaliteit van zijn of haar werk. Het is aan de rest van de sector om daar publiek bij te zoeken. Die uniek Nederlandse verdeling tussen aanbod en afname blijft bestaan.
Regionale Culturele Infrastuctuur
Het primaat van de stedelijke regio’s, nog volop bepleit in de eerdere adviezen, blijkt boterzacht. Nu staat er slechts: ‘De raad houdt een pleidooi voor een theaterbestel dat meer uitgaat van de lokale worteling. Door een stevige band tussen podia en gezelschappen in de eigen regio kunnen zij beter inspelen op de samenstelling van het publiek en de maatschappelijke omgeving. Zo’n stevige worteling is de basis voor een (inter)nationale profilering.‘ Het begrip Regionale Culturele Infrastructuur komt nog slechts op 1 plek voor, waarbij het in dezelfde alinea twee keer genoemd wordt.
“Het zou fijn zijn, maar het hoeft niet”, klinkt toch wat anders dan het omgooien van het stelsel
Paniek in het veld
Dat er zo weinig kracht uit het huidige sectoradvies spreekt is waarschijnlijk te danken aan de paniek die in het veld uitbrak na de ‘Verkenning’ en het ‘Sectoradvies Muziek’. Gewend als theaterinstellingen zijn om elke vier jaar mee te waaien met de nieuwe politieke wind, vreesde men nu een verplichte verhuizing naar een willekeurig plattelandsdorp, om daar naar het pijpen van lokale wethouders te dansen. Door nu het begrip Regionale Infrastructuur op 1 plek na uit het sectoradvies te schrappen, hoopt de Raad die vrees weg te nemen.
Maar er is meer. De Raad onderschrijft het eerder door de zogenaamde Commissie Ter Horst geconstateerde overschot aan grote schouwburgen in Nederland. Maar de raad pleit niet voor een stelsel waarbij het gesubsidieerde aanbod nog slechts in een tiental grote centra aangeboden wordt (RIS). Hoe logisch en nuttig dat ook zou zijn. In plaats daarvan suggereert de raad nu slechts een stoelenreductie bij de volgende verbouwing. Met een dergelijk diplomatiek voorstel wordt geen wethouder ontmoedigd om zijn volgende lading vastgoedeuro’s weer in een grote schouwburg te steken.
Maar laten we niet te negatief zijn. De slimme bakstenenbons die nu een plan bedenkt om theaterzalen van 1000 stoelen om te bouwen tot uitgaansparadijzen met 400 loungeplekken en een cocktailbar, is spekkoper.
Talentontwikkeling
Het buzzword talentontwikkeling speelt in het advies eveneens een lastige rol. De Raad stelt feitelijk dat dat geen exclusieve taak meer moet zijn van de BIS-gezelschappen. Die kregen die rol nadat Halbe Zijlstra om onduidelijke redenen de net opgerichte keten van productiehuizen om zeep had geholpen. De Raad wil nu dat een paar van die productiehuizen weer terugkomen. Maar de raad zegt ook dat anderen die taak op zich kunnen nemen.
Hier wordt dus geen keuze gemaakt en slechts ‘maatwerk’ geadviseerd. Gezelschappen die dat willen kunnen extra geld krijgen als ze iets moois doen met talentontwikkeling. De beoordeling daarvan wordt natuurlijk lastig. Hoe bepaal je de hoogte van de vergoedingen? Is het wel rechtvaardig? Dat wordt oorlog. We kunnen de advocaten hun pennen al horen slijpen.
Arbeidsmarktagenda ondersteunen
Een nog groter heikel punt, waar de Raad met een sierlijke boog omheen vliegt, is de arbeidsmarkt. In de tekst staat wel een passage waarin het met name het Fonds Podiumkunsten wordt verweten met de toekenningen voor deze subsidieperiode de rampzalige personeelssituatie, met onderbetaling, gratis werk en zelfuitbuiting, mogelijk gemaakt te hebben.
De uiteindelijke aanbeveling is een stuk voorzichtiger: ‘Ondersteun de arbeidsmarktagenda van Kunsten ’92, waartoe ook de Fair Practice Code behoort. Stel gezelschappen in staat om hun personeel volgens de CAO te betalen door de subsidiehoogten daarop af te stemmen.’ De suggestie, dat met gelijkblijvende subsidie daarom het aantal te subsidiëren initiatieven flink omlaag zal moeten, is naar de achtergrond verwezen. Hij staat nog wel in de tekst, maar heeft de lijst met aanbevelingen niet gehaald.
De bal bij de sector
Tot slot is er nog iets opvallends: de Raad wil het Theater Instituut Nederland (TIN) terug. Op zich terecht: dat geheugen van het theater, dat al nooit heel erg gekoesterd werd, is in 2012 botweg opgeheven. Er zijn miljoenen aan menselijk en artistiek kapitaal weggegooid. De collectie is nu ondergebracht bij de Universiteit van Amsterdam, maar de financiering ervan houdt op. Verder blijkt niet alles goed bewaard te worden. Hiervoor zal dus nieuw geld moeten komen.
Ook op de vraag waar dat vandaan zou moeten komen geeft de raad geen antwoord. Hier wordt opnieuw de bal bij de sector en vooral de politiek gelegd(. Dat de raad vervolgens in dit hoofdstukje kritiek en reflectie alleen de media noemt (Theaterkrant, Nieuwe Grond en Transitiebureau) waarbij leden van de raadscommissie zelf nauw betrokken zijn, en de rest niet, zullen we maar als een inderhaast gemaakte vergissing zien.)
Zeker acht jaar
Het advies maakt, samenvattend, duidelijk hoe beschadigd de theatersector is. Het herstel zal nog lang duren. Te vrezen valt namelijk dat de suggesties van de raad niet binnen vier jaar tot een nieuw stelsel zullen leiden. Daarvoor zijn ze te zacht gesteld. Er is de afgelopen periode alle tijd geweest om met een krachtiger antwoord te komen. Het blijkt dat geen van de betrokken partijen verder kon kijken dan het eigen belang. Dat gebeurt wel vaker met getraumatiseerde patiënten. Dat de samenwerking tussen werkgevers (NAPK), presentatie-instellingen(VSCD) en distributeurs en producenten (VVTP) in de podiumkunsten deze herfst vastliep, is daar een symptoom van.
Het gebrek aan daadkracht van de theatersector, en het weinig doortastende optreden van de Raad voor Cultuur betekent dat de kans groot is dat de bestaande situatie, met al zijn rampzalige gevolgen voor personeel en publiek, nog minstens acht jaar voort zal duren. In de tussentijd is het woord aan de politiek, die vaart op dagkoersen. Met de gemeenteraadsverkiezingen voor de deur is dat niet erg geruststellend.
Zo loop je kans dat er over acht jaar nog maar heel weinig te herzien valt, qua stelsel.
Het advies:
https://www.cultuur.nl/actueel/nieuws/raad-voor-cultuur-pleit-voor-herziening-theaterbestel/item3830