Een vlak en desolaat landschap strekt zich uit aan weerszijden van de oude weg naar Ferrara. Landbouwgebieden, ontstaan op de vruchtbare gronden van de Po-delta, laten een indruk achter van verval. Gaandeweg vloeien ze over in buitenwijken met een overwegend industrieel karakter. Weinig wijst op het naderen van de Italiaanse stad die door UNESCO tot werelderfgoed is benoemd.
Castello Estense
Eenmaal binnen de oude stadsmuren geeft Ferrara zijn herinneringen langzamerhand prijs. Het contrast tussen de moderne winkelpuien en de prachtige, eeuwenoude gebouwen waarin ze zijn gevestigd, benadrukt een sfeer van vergankelijkheid en het verglijden van de tijd. Rammelend over de kasseien spoedden inwoners van Ferrara zich op hun fietsen naar huis. Slechts een enkele voorbijganger heeft aandacht voor de violist die onder de arcaden tegenover het middeleeuwse stadskasteel Castello Estense zijn valse noten speelt.
Pijnlijk actueel
Ferrara vormt het decor voor alle romans en verhalen van de de Italiaans-Joodse schrijver Giorgio Bassani (1916-2000). De heruitgave van zijn werk door De Bezige Bij brengt het indringende proza van de auteur opnieuw onder de aandacht. Ook nu nog is Bassani’s werk pijnlijk actueel. Zijn verhalen gaan over de (ongewenste) confrontatie met de werkelijkheid; over waarheid, leugens en verraad.
Maar vooral gaan ze over het buitensluiten of negeren van individuen, bevolkingsgroepen en gebeurtenissen die onwelgevallig zijn. Bassani ervoer dat aan den lijve toen in 1938 de rassenwetten werden afgekondigd en Joden nergens meer welkom waren. Vrijwel al zijn personages worden slachtoffer van uitsluiting: bijvoorbeeld omdat ze Joods zijn, homoseksueel of ongehuwd zwanger. In de straten van Ferrara laat Bassani het snijdende oordeel van de massa weerkaatsen, dat veranderlijk en verraderlijk is als het weer: ‘Je zou ze weer moeten opsluiten in het getto, al die Joden: belachelijk om medelijden met ze te hebben!’
Joods getto
Het verhaal van Ferrara laat de lezer meedwalen door de straten, de steegjes, het donkere en benauwde Joodse getto. Over de stadsmuren en de katholieke en Joodse begraafplaats. Het café dat tegenover het Castello Estense ligt roept Bassani’s Caffè della Borsa in herinnering: het café waar vriend en vijand neerstrijkt voor koffie of drank en commentaar geeft op stadsgenoten, geruchten en de gebeurtenissen van alledag.
In dat voormalige getto, slechts een paar straten groot, is de sfeer ook nu nog anders dan in de rest van het centrum. Het is er donkerder en stil. Hier speelt ‘Een gedenkplaat in de via Mazzini’ zich af, een van Bassani’s mooiste korte verhalen, en een van gruwelijkste. De Joodse Geo Josz keert in augustus 1945 terug uit het Duitse concentratiekamp Buchenwald. Net op dat moment wordt bij de synagoge in de via Mazzini een gedenkplaat op de muur bevestigd met de namen van de Joodse slachtoffers. Zijn naam staat er ook bij. Ook heeft hij geen huis meer – zijn villa aan de via Campofranco is ingenomen door de partizanen. Niemand verwachtte zijn terugkeer en niemand weet zich er raad mee.
Rare bontmuts
Josz ziet er opgeblazen en vreemd uit in zijn kampkleren en die rare bontmuts van ‘m. Al snel sissen de tongen dat het wel meegevallen moest zijn met de honger, anders was hij niet zo dik – van hongeroedeem had nog niemand gehoord. Of had Josz misschien een voorkeursbehandeling voor zichzelf weten te regelen, vragen de kwaadsprekers zich af. ‘Alsjeblieft, wat had hij nog te klagen, hij moest eens ophouden met zijn gezeur.’
Terwijl Josz steeds wanhopiger gezien en gehoord wil worden, willen burgers en oud-fascisten vooral vergeten wat er is gebeurd. Ze worden liever niet meer geconfronteerd met hun niet al te zuivere geweten. Men haalt dan ook opgelucht adem als de inmiddels broodmager geworden Josz – de waanzin nabij – van de ene op de andere dag in het niets verdwijnt.
Een nacht in ’43
Ook apotheker Pino Barilari in ‘Een nacht in ‘43’ verkiest zijn ogen te sluiten. Hij is er getuige van hoe ’s nachts vlak voor zijn apotheek op de Corso Roma elf Ferrarezen worden gefusilleerd. Maar hij ziet ook iets anders: zijn vrouw, die terugkeert van een buitenechtelijke escapade en langs de berg lichamen loopt. Hun blikken treffen elkaar, maar als zij binnenkomt, doet Barilari of hij slaapt. Tijdens een proces tegen de daders beweert hij dat hij niets heeft gezien. Toegeven dat hij de moordpartij wél heeft gadegeslagen is het overspel van zijn vrouw onderkennen, en dat is te veel om onder ogen te zien. Maar vanaf dat moment zit hij – uit schuldgevoel? – met een verrekijker voor het raam om passanten die te dicht langs de gedenkplaten voor de gevallenen lopen tot de orde te roepen.
Menselijke waardigheid
In de karakterisering van zijn personages spaart Bassani niemand – Joods of niet. Slechts een enkeling maakt een verschil, zoals de familie uit zijn beroemdste roman De tuin van de familie Finzi-Contini (1962). Wanneer de Joden, onder wie de ik-verteller Giorgio, worden uitgesloten van de plaatselijke tennisclub, stellen de welgestelde Finzi-Contini’s de tennisbaan op hun landgoed open. Ze kiezen ervoor om als het ware buiten het moment te leven, onaanraakbaar voor wat er te gebeuren staat.
Micól, de dochter op wie Giorgio verliefd is, onderscheidt zich van andere Bassani-romanfiguren door haar zeer expressieve, eigenzinnige levenshouding. In tegenstelling tot veel andere Joden, die aanvankelijk vurig aanhanger waren van het fascisme, ‘voor de zekerheid’ lid werden of besluiteloos toekeken, is Micóls vader ondubbelzinnig in zijn afwijzing ervan. Hoewel ze zich bewust zijn van de op handen zijnde deportatie, slagen de Finzi-Contini’s erin om in de afgeslotenheid van hun eigen wereld hun authenticiteit, waarachtigheid en menselijke waardigheid te behouden – de ultieme overwinning op het fascisme.
Ongewenste spiegel
De verhalen van Bassani vormen een spiegel voor menselijk gedrag waar niet iedereen graag in wil – en wilde – kijken. Het maakte de schrijver in Ferrara, ook binnen de Joodse gemeenschap, niet onverdeeld geliefd. Toen Henk Pröpper, auteur van het prachtige boekje Giorgio Bassani’s Ferrara, een universum, in de jaren negentig van de vorige eeuw een bezoek bracht aan Ferrara, was er weinig dat herinnerde aan zijn geliefde auteur. Geen gedenkplaten voor Bassani op zijn huis of school, geen prominente plek in de boekhandel.
Hoe anders is dat tegenwoordig. In de grote boekwinkel bij de kathedraal staan de romans van Giorgio Bassani te midden van andere Ferrarese auteurs fier op een plank bij de toonbank. Vittorio De Sica’s Oscarwinnende verfilming van De tuin van de familie Finzi-Contini staat in veelvoud in het schap. Het huis dat in die film bewoond wordt door de protagonist, blijkt het woonhuis van Bassani zelf te zijn, gelegen in de via Cisterna del Follo. Sinds 2009 prijkt er een plaquette op de gevel en ook op het gebouw waar de schrijver naar school ging hangt nu een gedenkplaat.
Misschien heeft de tijd de wonden geheeld en wordt het geweten van de generatie die zelf deel uitmaakte van de verhalen minder aangesproken. De gevangenis aan de via Piangipane, vanwaaruit de Joden destijds werden gedeporteerd, is tegenwoordig het Nationaal Museum van het Italiaanse Jodendom en de Shoah. Daarmee toont het een geschiedenis die lange tijd in schaamtevol stilzwijgen was gehuld.
Feit en fictie
Niet alles in Bassani’s verhalen komt één op één overeen met de werkelijkheid, maar veel plekken en personages zijn wel degelijk naar de werkelijkheid geschapen. Het huis van Geo Josz met de zwaluwstaartkantelen bestaat wel degelijk, zij het niet in de via Campofranco maar in de via Cisterna del Follo: Bassani woonde ernaast. En wie Josz probeert te vinden op de gedenksteen bij de synagoge, moet zoeken naar de naam Eugenio Ravenna, op wiens relaas het verhaal werd gebaseerd.
Het graf van de Finzi-Magrini’s
Of de Finzi-Contini’s een model hadden in de werkelijkheid, is lange tijd een goed bewaard geheim gebleven. Op de Joodse begraafplaats is het praalgraf van de familie Finzi-Contini uit de roman niet terug te vinden. De oude dame die de ijzeren poort van de begraafplaats opendoet blijkt zelf een Bassani. Zij weet wel hoe het zit, mompelt ze zachtjes. ‘De naam Finzi-Contini heeft hij afgeleid van de familie Finzi-Magrini. Het is helemaal niet zo’n protserig graf als in zijn boek, dat is ontsproten aan zijn fantasie.’
Ze vertelt waar we Bassani’s graf kunnen vinden. Na zijn dood keerde de schrijver terug naar Ferrara. Zijn graf is een van de weinige recente op de vervallen begraafplaats.
Vlakbij vinden we ook de tombe van de familie Finzi-Magrini. Silvio en Albertina Finzi-Magrini werden naar Auschwitz gedeporteerd in 1944. Ernaast ligt hun vroeg geboren kindje Gabriele (Guido in de roman) en Umberto (Alberto). Hun zoon stierf in 1942 op dertigjarige leeftijd aan een ziekte, nog voordat ze hem konden afvoeren. ‘En kijk,’ wijst de vrouw, ‘daar ligt Micól. In werkelijkheid heette ze Giuliana. Haar man Marcello Pesaro ligt naast haar begraven.’
In de proloog van de roman zegt ik-verteller Giorgio dat in het monumentale graf slechts één persoon te ruste was gelegd: Alberto. Van Micól, haar vader Ermanno en moeder Olga was altijd onduidelijk gebleven of ze ooit een laatste rustplaats hadden gevonden. Maar vermoedelijk wist Bassani wel beter: zijn geliefde ‘Micól’ ligt slechts op een paar passen afstand van hem begraven.
Waarachtigheid
De voelbare waarachtigheid van de figuren en gebeurtenissen geeft het werk Bassani een grote kracht. Het verhaal van Ferrara vertelt over een verleden dat geen verleden tijd is en spreekt over een zwijgen dat niet verzwegen kan worden. De waarheid die het belicht, vormt een tijdloze uitnodiging om als individu een positieve bijdrage te leveren aan menselijke waardigheid. Precies dát maakt de stem van Giorgio Bassani en de uitgave van zijn werk ook nu urgent en waardevol.
Het verhaal van Ferrara omvat de boeken Binnen de muren, De gouden bril, De tuin van de familie Finzi-Contini, Achter de deur, De reiger en De geur van hooi.
Vertaling Jan van der Haar, behalve De geur van hooi: vertaling Tineke van Dijk.
De Bezige Bij, € 15 per stuk. (12,50 via bovenstaande links)