Onlangs vestigde de Amerikaanse geopoliticus Joseph Nye1 nog eens de aandacht op het feit dat de transnationale cultuur een van de grote krachten van het Europese project is. Voor wie de Europese Unie van buitenaf bekijkt, is die gemeenschappelijke cultuur evident, maar wij, burgers van de Unie, zijn ons er steeds minder van bewust. Bovendien hebben we de neiging om die gedeelde cultuur te negeren. Dat verhindert ons om samen vooruit te kijken, terwijl we nu meer dan ooit tevoren behoefte hebben aan Europese eenheid, want alleen zo kunnen we onszelf de middelen toe-eigenen om ons lot in eigen handen te nemen en het niet langer alleen maar te ondergaan.
Er is geen twijfel over mogelijk dat de oprichting van de vele ministeries van Cultuur na de Tweede Wereldoorlog, en vooral die in de afgelopen decennia, de specifieke kenmerken van onze nationale culturen in de verf heeft gezet en ons gemeenschappelijke culturele erfgoed overschaduwd heeft. Elke nieuwe instelling wilde haar nut bewijzen, en dat heeft geleid tot een verblindingsdynamiek waarbij datgene wat ons verdeelt, en niet datgene wat ons verenigt, werd onderstreept. Dat heeft ongewild zelfs de nationalistische, populistische en corporatistische reflexen gestimuleerd, ten koste van culturele creatie met een universele inslag die altijd een van de sterke punten van Europa is geweest. En het is net die dynamiek die we moeten doorbreken. Met een andere aanpak zouden we zowel onze verscheidenheid als onze gemeenschappelijkheid kunnen benutten en elk van onze bijzonderheden in een Europees perspectief kunnen plaatsen. En dat kon de Poolse mediëvist Bronislaw Geremek als geen ander beargumenteren.
Tijdens haar “State of the Union” stippelde Ursula Von der Leyen, de voorzitter van de Europese Commissie, een nieuwe weg uit en lanceerde zij een ‘Nieuw Europees Bauhaus’. Met dit project wordt de lat hoog gelegd: het beoogt de creatie van nieuwe stedelijke openbare ruimtes door een transdisciplinaire samenwerking tussen de werelden van architectuur, cultuur, nieuwe technologie en burgerschap, en die ook de ecologische en digitale transitie van onze steden in een stroomversnelling moet brengen.
Uit het Nieuw Europees Bauhaus spreekt de voorzichtige bewustwording van de Europese overheden dat de herstelplannen niet beperkt mogen blijven tot een reeks investeringen die in de tientallen miljarden zullen lopen en tijdens “slide shows” zullen worden gepresenteerd door consultants in driedelig pak. Het Europese herstelplan moet verankerd worden in een echte sociale en culturele beweging die de harten en de geesten van onze mede-Europeanen kan veroveren.
Om de eenheid te bevorderen en het opkomende populisme in te perken, moet je de Rede kunnen laten voor wat ze is en de kaart van de Emotie durven te trekken. Eleanor Roosevelt had goed begrepen dat die voorwaarde vervuld moest zijn als president Roosevelt wilde dat de Amerikanen zich zijn New Deal zouden toe-eigenen. Dankzij de First Lady kreeg de New Deal met het Federal Project Number One ook een belangrijk cultureel luik. Dat project heeft de samenhang van de natie versterkt en de omstandigheden gecreëerd waarin de Verenigde Staten van Amerika kon uitgroeien tot een bijzondere culturele grootmacht, terwijl voorheen de Europese cultuur de bakens had uitgezet. Zo heeft Amerika een soft power kunnen ontwikkelen die negen decennia later nog altijd een essentieel onderdeel van zijn macht vormt.
Nu de nationale parlementen aan het debatteren zijn over de Europese herstelplannen kan er aan die plannen nog altijd een echte culturele dimensie worden toegevoegd, een Europese Culturele New Deal die verankerd is in de Europese tradities van de renaissance die de brug slaan tussen kunst, techniek en technologie. En dat is van essentieel belang, want de cultuurwereld behoort, samen met de luchtvaart en het toerisme, tot de sectoren die de grootste klappen hebben gekregen sinds de uitbraak van de pandemie. De tijd is rijp om niet alleen het taboe van een echt Europees budget dat op een federale manier wordt beheerd te doorbreken, maar ook om af te rekenen met een nog groter taboe, namelijk dat van de identiteitsneutraliteit die ertoe heeft geleid dat de Europese instellingen het culturele beleid hebben verwaarloosd en systematisch elke symbolische dimensie hebben verworpen, in het voordeel van een zielloos en gevoelloos pragmatisme.
Als we de cultuur centraal willen plaatsen in het Europese project moet aan drie voorwaarden worden voldaan.
- In de eerste plaats moeten de spelers uit de cultuurwereld zich scharen achter de initiatieven van de Commissie, zoals het Nieuw Europees Bauhaus, achter de actieplannen voor de media en de democratie die een belangrijke culturele pijler bevatten, en achter het nieuwe Creative Europe-programma.
- Daarnaast moeten ze ook de drijvende kracht zijn achter de ontwikkeling van transnationale projecten. En de tijd dringt: “Europa opnieuw opbouwen: 2e Europese panorama van culturele en creatieve industrieën”2 wijst niet alleen op de rampzalige impact van Covid-19 op het voortbestaan van een sector die op dit moment goed is voor 7,6 miljoen banen in de Europese Unie, maar ook op de noodzaak aan massale Europese investeringen om de creativiteit te stimuleren in een wereld die zichzelf aan het heruitvinden is.
- En ten slotte moeten de lidstaten cultuur een prominente plaats geven in hun herstelplannen en ze beschouwen als investeringsprioriteit voor de lange termijn. Ze moeten zich tot doel stellen minstens 2% van het totale budget aan cultuur te besteden, zoals dat ook voorzien is in een resolutie die onlangs is aangenomen door het Europees Parlement. Op die manier kan er op Europese schaal een bredere dynamiek ontstaan die geënt is op Federal Project Number One en op een aantal andere projecten, zoals het “Writers’ Project” dat heeft geleid tot de ontwikkeling van een moderne Amerikaanse cultuur die gebaseerd is op een verscheidenheid aan verhalen.
Vanuit dat oogpunt lijkt het ons belangrijk dat er op korte termijn een breed continentaal publiek-privaat partnerschap tot stand komt tussen overheden, universiteiten en scholen, stichtingen, openbare media en in de eerste plaats de European Broadcasting Union, artiesten, grote mecenassen en het maatschappelijk middenveld. Dat project, dat we – om de grote ambitie te benadrukken – “Odysseus” zouden kunnen dopen, zou de kunst en de mens opnieuw centraal plaatsen in het Europese project en zou de Unie dat broodnodige nieuwe elan kunnen geven.
Ondertekend door:
Giuliano da Empoli, schrijver, voormalig locoburgemeester van Florence belast met cultuur, oprichtend voorzitter van denktank Volta
Guillaume Klossa, auteur, voormalig directeur van de European Broadcasting Union, oprichter van denktank EuropaNova en van de beweging Civico Europa. Recentste werk: “Une jeunesse européenne” (Grasset)
Carlos Moedas, voormalig Eurocommissaris voor Onderzoek, Wetenschap en Innovatie, trustee van de Fundação Calouste Gulbenkian
Isabel Pires de Lima, academica, voormalig minister van Cultuur van Portugal, vicevoorzitter van de Fundação de Serralves
Sneška Quaedvlieg-Mihailović, Secretaris-Generaal Europa Nostra
Fernando Savater, filosoof en schrijver
Sasha Waltz, choreografe en danseres
André Wilkens, directeur van de European Cultural Foundation
Noten
1 Le Grand continent, 11 oktober 2019
2 Studie van EY, 25 januari 2021