Er was de afgelopen tijd nogal wat te doen rondom de Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur. Zo had, op basis van een op zijn zachtst gezegd krakkemikkig onderzoek, de wethouder nogal plompverloren besloten om het onafhankelijke adviesorgaan op te heffen. Het is te eigengereid voor zijn ambtenaren. Zijn besluit werd eind juni uitvoerig besproken tijdens een Gemeenteraadsvergadering.
Overbodig debat
Na zes uur debatteren liet de D66-wethouder van Cultuur weten dat hij daags ervoor al zijn definitieve handtekening had gezet onder zijn eigen besluit. Het was dus onomkeerbaar, het gemeenteraadsdebat was nergens voor nodig geweest. Best laconiek. Maar hij had het volgens het reglement van orde ook niet eerder kunnen melden. De Gemeenteraad heeft bovendien niets te zeggen over incidentele opdrachtgeversrelaties binnen een gemeentelijke dienst. Stelden zijn ambtenaren. Je hebt dus macht en kunt die gebruiken, of je kunt die op eigen inititaief delen, maar deze D66’er koos voor het eerste.
Nadat er nog een commissievergadering overheen was gegaan, was er gisteren, 7 juli, een ingelaste behandeling door een helaas niet in meerderheid ontstemde gemeenteraad. Er werd een tiental moties ingediend. Zeven daarvan waren bedoeld om de wethouder op andere gedachten te brengen. Al die moties werden uiteindelijk weggestemd. Slechts de moties die opriepen tot ‘nadenken over een vorm van onafhankelijke advisering over cultuur’ werden door de raad aanvaard. Rotterdam, een stad waarin het doorgaans voor dualisme kiezende D’66 in een ongemakkelijke omarming leeft met de populisten van Leefbaar, heeft dus geen onafhankelijke Raad voor Kunst en Cultuur meer.
Bekijk het laatste debat
Er werd, ironisch genoeg, gestemd vóór een motie waarin tot een driehoeksrelatie tussen gemeente, kunstsector en advisering werd opgeroepen. Typisch zo’n motie waar je niet tegen kunt zijn, maar waar ook geen enkele consequentie aan verbonden is. Zo kan dus de ongemakkelijke driehoek blijven bestaan tussen de gemeentelijke dienst Culturele Zaken, die graag zijn eigen koers uitzet, een sector die na jaren van onrust vooral zekerheid wil, en een gemeenteraad die cultuurbeleid liefst uitbesteed ziet. Daartussen zweeft een wethouder die zonder bedreiging van zijn positie kiest voor zijn eigen ambtelijke dienst. Die dienst heeft – zo is uit zeer betrouwbare bron vernomen – al jaren last van de onafhankelijke advisering door de RRKC.
Het Utrechts Model?
Hoe nu verder? De Maasstad heeft grofweg de keuze tussen het volgen van het Utrechts model, of het Amsterdamse model. Dat laatste houdt echter een onafhankelijke adviesraad in, die geen opdrachtnemer is van de dienst culturele zaken, en zal het dus niet worden.
Het Utrechts Model, dat sinds begin deze eeuw zelfs met hoofdletters geschreven wordt, is om een andere reden niet zomaar over te zetten naar Rotterdam. In Utrecht waren het namelijk de vaak kleinschalige culturele instellingen zelf die ervoor kozen niet te gaan voor het grote geld van een groot stadsgezelschap, maar het geld te verdelen over vele kleintjes. De grote instellingen omarmden deze formule, en pasten hun ambities aan. Dat kon, vanwege de kleine schaal van Utrecht. De makers kennen elkaar, de lijnen zijn kort, en de ambtelijke dienst wisselt met enige regelmaat. Opeenvolgende topambtenaren maken hun eigen ambities ondergeschikt aan het ‘Model’. Dat laatste is in Rotterdam de afgelopen decennia niet gebeurd.
Onafhankelijkheid is een illusie
In Rotterdam gaat samenwerking niet vanzelf. Er is de afgelopen jaren zoveel bezuinigd en onder druk gefuseerd dat instellingen dan wel vooral intern bezig zijn de problemen aan te pakken, dan wel elkaar wantrouwig door de luxaflex begluren. Dat is een ideale voedingsbodem voor een doortastende topambtenaar om haar grote visie door te drukken. Onwenselijk natuurlijk, want kritiek uit het veld zal die ambtelijke dienst dus nooit openlijk bereiken, bang als iedereen is voor het eigen hachje.
Wat Rotterdam nodig heeft? De problemen in de stad zijn te groot en divers om dat op adhoc basis door een zwakke wethouder op te laten lossen. En precies dat is wat zijn ambtenaren willen. De vraag is of zij dan wel oog hebben voor de diversiteit aan uitdaging die cultuur in de Maasstad stelt. Een sterke en volledig onafhankelijke Raad voor Rotterdamse Kunst en Cultuur, met regelmatig roulerende leden, is de enige mogelijkheid, maar Leefbaar zal dat nooit toestaan, en cultuurpartij D66 zal zijn wethouder niet offeren.
Dat is dus best heel jammer.
Reactie RRKC: “RRKC tevreden dat onafhankelijk advies is geborgd“
De RRKC is teleurgesteld dat de gemeenteraad geen stokje steekt voor de opheffing per 1 januari 2023. Wel is de RRKC tevreden dat, met aangenomen moties, onafhankelijk, gevraagd en ongevraagd advies geborgd blijft in Rotterdam. Terecht wordt ook de rol van de wethouder en het ambtelijk apparaat onderzocht.
Met gemengd gevoel kijkt voorzitter Carlos Gonçalves terug op het debat in de gemeenteraad over de opheffing door het college van de RRKC. De gemeenteraad had eerder stevige kritiek op het opheffingsbesluit van wethouder Kasmi. “Oppositie en coalitie klonken vorige week in commissie bijeen unisono in hun zorg over de gang van zaken en de toekomst van onafhankelijke advisering. In het gemeenteraadsdebat bleef daar weinig van over.”
Er was in de gemeenteraad onvoldoende steun voor moties die opriepen tot opschorten van de opheffing, of tot het instellen van een nieuw onderzoek naar hoe het beter kan. Wel stelde de gemeenteraad grenzen aan het alternatief dat wethouder Kasmi moet aandragen voor onafhankelijk ongevraagd en gevraagd advies over kunst en cultuur. Ook moet hij nader onderzoek doen naar adviesvormen in andere steden en naar hoe zijn ambtenaren advisering en omgang met advies. Kasmi moet zijn alternatief bovendien met de cultuursector bespreken aan de gemeenteraad voorleggen. Dit zijn verbeteringen ten opzichte van het oorspronkelijke plan van de wethouder
Het stemt tevreden dat de gemeenteraad vasthoudt aan onafhankelijke advisering, iets waar de RRKC sinds 2005 garant voor stond. En dat tot aan 2023 blijft doen. De RRKC volgt zijn adviesagenda en publiceert in het najaar twee adviezen: ‘Culturele infrastructuur en stedelijke ontwikkeling’, en ‘Digitale strategieën van Rotterdamse culturele organisaties’.