Een orkest van huishoudelijke apparaten, een popconcert met zangeres Luwten, en een gospelkoor begeleid door de top van de Nederlandse muziek. Plus een DJ set met veel Faithless. Wie bij het begrip ‘harp’ mocht denken aan iets heiligs kan zich bij November Music laten verrassen door harpist des vaderlands Remy van Kesteren. Dit 33-jarige genie is, sinds hij als 5-jarige werd ontdekt als wonderkind, de laatste jaren steeds meer bezig met jazz, dance en pop. Ik ging met hem in gesprek over zijn plannen.
Je bent laatste jaren heel erg actief, meer in de popmuziek en de jazz, ook als componist, terwijl de harp toch per definitie een klassiek instrument is en daar nog altijd ondanks alle inspanningen nog een beetje dat idee hangt van van engeltjes en witte jurkjes en en mooi harp spelen…
Dan moet ik je toch even onderbreken. De harp is niet per definitie een klassiek instrument. Hij komt uit de volksmuziek en heeft daar een hele lange traditie. Elk land heeft z’n eigen harp. In Zuid-Amerika wordt heel veel harp gespeeld. Dat is vaak heel uitbundige muziek en wordt vaak op straat gespeeld. De harp is één van de meest voorkomende instrumenten, samen met slagwerk. In veel landen heeft niemand die hele associatie die wij hebben met de engeltjes.
Hoe komen wij daaraan?
Ik denk dat het wel met schilderkunst te maken heeft. Als je oude schilderijen ziet, zitten die vol met engelen die harp spelen. Dat beeld keert steeds terug met kerst, onvermijdelijk dat er altijd wel weer een blote baby met een harp op staat. Dat instrument kan daar niks aan doen. Hetzelfde geldt een beetje voor mij.
Ja, ik speel gewoon muziek en de manier om dat te leren op het conservatorium was via de klassieke traditie. Daarvóór begon ik vanuit de Ierse traditie met volksmuziek. Zo heb ik de harp geleerd. Met het voorspelen en naspelen van al die die verhalen. Want in volksmuziek gaan het verhaal en de muziek hand-in hand.
Hoe kom je aan die Ierse traditie? Je hebt de harp ontdekt toen je vijf was.
Mijn moeder luisterde die muziek veel. Ze speelde een keer samen met een vriendin, zij was Ierse en haar man, die bouwde harpen. Ik speelde na wat de juf voorspeelde, zo heb ik in eerste instantie muziek geleerd. Pas op de muziekschool moest ik aan de boekjes om noten te leren lezen. Op het conservatorium leerde ik de klassieke muziek voor het eerst kennen en leerde ik die muziek waarderen. Pas veel later ging ik me afvragen: waarom eigenlijk, waarom doe je wat je doet en welke muziek past erbij?
Popmuziek
Op een gegeven moment raakte ik gefascineerd door de rauwheid en puurheid van veel popmuzikanten. Waar het bij klassieke muziek vaak om perfectionisme draait, maar ik soms een beetje de ziel mis in de uitvoering, voel ik in popmuziek vaak die ziel wel. Dat kan ook bij iemand die eigenlijk niet kan zingen en op een slecht gestemde gitaar speelt. Dan kan het nog door merg en been gaan. Dat fascineert me.
Op een gekke manier zie ik daar dan juist meer verdieping dan in klassieke muziek op dit moment. Natuurlijk gaat klassieke muziek niet alleen maar over perfectionisme maar dat geldt wel in die hoek waar ik toen zat, waarin je als solist met orkesten speelt. Dan speel je vaak virtuoze stukken met heel veel noten. Daar werd ik niet echt gelukkig van. Ik ben gewoon heel nieuwsgierig. Ik heb de laatste tijd veel met mensen uit de hiphop samengewerkt. Het voelt alsof je dan ineens een een hoek om gaat en daar een hele wereld ontdekt. Dan besef ik dat ik vooral nog zoveel niet weet.
De meeste mensen hebben hun popmuziekfase en dat begint ergens in de puberteit, dus als ze dertien, veertien zijn, maar toen zat jij op het conservatorium te studeren op klassieke muziek. Heb je dan het gevoel dat je die tijd gemist hebt?
Ik luisterde wel naar die muziek, maar er was echt een soort scheidslijn. Ik luisterde toen vooral veel elektronische muziek, zoals Faithless. Ik ben daar nog steeds fan van. Ik luister ook naar Moby. Maar ik was toch bezig met een heel andere wereld. Stravinsky en zo, dat was dat was mijn bestaan tot een paar jaar geleden, tot ik bedacht om m’n eigen muziek te gaan maken.
In Nederland houden we toch wel van om iets in te kaderen, maar ik ben er zelf niet mee bezig. Ik zweef tussen alles in en sta voor alles open. Ik speel soms pop of jazz, maar dan op harp. Dan zeggen mensen dat het leuk is dat ik daar klassieke muziek van maak. Grappig, maar dat is hetzelfde als zeggen dat iemand die saxofoon speelt altijd jazz maakt. Zo werkt dat bij mensen in hun hoofd.
Maar jij neemt daar geen genoegen mee.
Ik ging er eerst heel erg fel tegenin, maar toen dacht ik: mensen moeten dat lekker zelf weten. Ik hoop vooral dat mensen echt gaan luisteren. Veel mensen denken, als er dan zo’n labeltje op zit: dat is dus niks voor mij. Maar daarmee doe je jezelf veel te kort. Je mist zo veel, want ik weet zeker dat er voor iedereen op deze aarde een jazzplaat is waardoor je ineens van jazz houdt en hetzelfde geldt voor klassieke muziek en voor popmuziek. Het enige onderscheid wat er is, is tussen slechte en goede muziek.
Wat is goeie muziek?
Voor mij is dat muziek die eerlijk is, dat het echt iets te vertellen heeft en er zeker ook een drive in zit, of een noodzaak. Het gaat er vooral om dat het puur is en dat het mij raakt. Dat is natuurlijk weer voor iedereen anders, maar een artiest die dat heeft, al speelt hij Altijd is Kortjakje ziek, op een manier die iets te vertellen heeft, is het goed.
Ik sprak laatst Genevieve Murphy, een collega van je die ook een conservatoriumachtergrond heeft. Zij maakt ook een beweging naar meer danceable muziek, op haar geheel eigen manier. Zij wil muziek die haar in beweging zet, en ziet dat klassiek opgeleide musici zich vaak niet bewust zijn van het feit dat ze ook performer zijn.
Zeker. Ik vond wel shocking, maar op het conservatorium werd nooit gevraagd waarom ik muziek maakte. Pas bij mijn master in Parijs werd me die vraag gesteld. Als ik dat later vroeg aan andere studenten, dan had eigenlijk niemand daar een antwoord op.
Dat is toch waarom je ooit bent begonnen: omdat je met dat instrument iets wil, met muziek iets wil, iets wil vertellen. En ja, dan ben je ineens een soort ambachtsman geworden. Dat vond ik heel bizar. Die vraag waarom nu muziek maakt, is is zo essentieel. De meeste mensen hebben echt geen idee.
Nu naar je residency: er staan vier verschillende dingen op het programma. Laten we ze doornemen: Luwten (Tessa Douwstra) is de de meest pop-achtige samenwerking, die die die je hebt. Hoe hebben jullie elkaar leren kennen?
We kwamen elkaar voor het eerst tegen bij een concert van Binkbeats dat is nu een jaar of vijf geleden. Luwten is een super bijzondere artiest, iemand die in de in de kleinste details duikt en haar eigen eigen wereld creëert. Ik denk vanuit harmonie, vanuit structuren. Zo werkt de klassieke muziek. Zij kijkt vanuit een andere hoek naar muziek. Dat brengt mij op nieuwe ideeën, ideeën die ik nooit zelf zou kunnen hebben. Zij wil bijvoorbeeld één specifieke noot horen. Ik denk dan: waarom kan er niet meer omheen gemaakt worden? En dan blijft ze heel stellig en uiteindelijk hoor ik dat en denk ik: ik kan gewoon tien keer minder doen. Ze daagt me echt uit.
Je organiseert ook een Gospel-avond met allemaal grote artiesten: Marcel Veenendaal & ZO! Gospel Choir & Martin Fondse. Wat heb je met gospel?
Ik heb het koor leren kennen bij het 5 mei concert op de Amstel en sindsdien zijn we vrienden. Het zijn superlieve mensen en waanzinnige zangers. Samen met Marcel Veenendaal, de zanger van Di-rect, hebben we tijdens de pandemie ook een paar dingen voor TV gedaan. Die combi ging zo natuurlijk op zowel muzikaal, als op menselijk vlak, dat we afspraken om meer samen te gaan doen. Dat is dus nu.
Dit is veruit het meest ambitieuze programma, misschien wel van het hele festival. De productie heeft nogal wat voeten in de aarde door alle verschillende werelden die bij elkaar komen. Mijn wereld, die van de componist des vaderlands Martin Fondse, Stef Van Es op gitaar, Marcel natuurlijk, en dan heb ik een lichtontwerper, Jop Kuipers. In die kerk is helemaal niks, dus dat moeten we allemaal optuigen met geluid en licht. Ik wil daar echt nog een heel andere wereld van maken.
Ik heb mijn eigen werk voor het koor gearrangeerd. Zij kunnen ook waanzinnig a capella zingen. Dus er zijn ook een paar momenten dat ik hen helemaal de ruimte wil geven.
Levert dat ook nog religieuze gevoelens op? Of is dat of moeten we niet zo maar denken?
Muziek is mijn religie. In die zin is het een toepasselijke plek, maar daar houdt het dan wel op. Al zal er af en toe zeker ‘Praise the Lord!’ klinken.
Over naar het Analogue Robot Orchestra. Waarom robots en niet gewoon een samplekeyboard?
Het is een project dat zich al over heel wat jaren heeft ontwikkeld sinds ik in 2016 Jurjen Alkema ontmoette. Hij is lichtontwerper, maar bleek ook instrumentjes te maken van alledaagse voorwerpen, die hij digitaal kon aansturen. Hij vond dat interessanter dan een videokunstwerk waarbij je een cd opzette. Ik vond het wel heel geinig. We hielden contact en ik zag hoe hij steeds meer van die apparaatjes bouwde. Toen zijn we gaan samenspelen, terwijl er nog steeds instrumenten bij kwamen.
Nu is het een acht meter brede en drie meter hoge stellage met 30 robotjes die allemaal de meest bizarre geluiden maken en die ik zelf kan bedienen met m’n voeten en mijn handen en m’n linkeroor. Zo kan ik in m’n eentje als een soort octopus alle meerlagigheid van mijn muziek laten horen.
Je sluit je residency af met een heuse DJ-set. Wat kunnen we verwachten?
Veel Faithless denk ik, maar ook een beetje Moby. Het wordt ook een avond met oude house, een beetje techno. En ik ga uiteindelijk ook mijn harp gebruiken. ik speelde eerst met het idee om die harp helemaal thuis te laten en alleen maar te gaan draaien. Maar ja, dan komt er waarschijnlijk niemand op af. Ik vind het ook leuk om de harp juist in die hoek te gaan gebruiken. Het wordt een set waar gedanst kan worden. Dat leek me een leuke afsluiting.