Het beeld was een beetje Da Vinci. Aan een lange tafel zaten ze in mooi licht en het ging over weemoed en dreiging. Dit was op 1 februari 2025 in het Amsterdamse Debatcentrum De Balie het toneel van Laatste Avondmaal. Ter kruisiging: een aantal theatergroepen waarmee ik ben groot gegroeid. ‘t Barre Land gebroederlijk naast De Warme Winkel, Orkater naast Discordia, Ita naast Rast. Ze zaten voor een zaal, niet helemaal vol met collega’s. De schriftlezing bestond uit een verdichte samenvatting van De Kersentuin. Dat laatste stuk dat Anton Tsjechov schreef, voor hij in 1904 zou komen te overlijden. 44 Jaar oud, jonger dan de meeste mensen in de zaal.
Ze waren allemaal niet door de laatste subsidieronde van het nieuwe kunstenplan gekomen, hadden alle beroepsmogelijkheden uitgeput. Hun restte niets dan de bullen weer oppakken, naar nieuwe verten te verhuizen en de oude bediende achter te laten in het afgesloten huis.
Oom Wanja?
De emotie was voorstelbaar, de aanleiding triest genoeg. De onderliggende woede kwam eruit in de vorm van een voortdurend sputterende Neil Young-biograaf op de eerste rij, die als een soort oude Serebrjakov door bleef hakken op de wel gekomen voormalige staatssecretaris Günay Uslu die nu net niet voor al deze ellende verantwoordelijk was. Ze kreeg echter de schuld van alles, als een soort Jelena van Troje.
Maar Serebrjakov hoort in een ander stuk van Tsjechov. In diens Oom Wanja is het de oude professor die juist naar zijn landgoed terugkeert om het onder het achterwerk van zijn lamlendige neef weg te verkopen. Omdat hij het geld nodig heeft voor zijn laatste meesterwerk. Dat overigens over twee weken klaar moet zijn.
Status Quo
De stream van de avond is te zien op de site van De Balie en je kunt ernaar kijken. Het is dus een toneelstuk op zich, maar dan zonder de relativerende ironie van Tsjechov zelf. Ja, het is erg dat een aantal gezelschappen waar weinig op aan te merken viel in volle vlucht uit de lucht is geschoten, maar niemand in de zaal en op het toneel wist te melden hoe het dan anders moest.
Of, jawel, er moesten kunstfilosofen tussen politiek en kunst komen om te bemiddelen en te adviseren. Of mensen moesten langer geld krijgen. Feitelijk vroeg iedereen om voortzettingen van de status quo, waarin keurig is vastgelegd dat de politiek zich niet inhoudelijk met kunst bemoeit en kunstenaars elkaars aanvragen beoordelen, dit alles op uitdrukkelijk verzoek van de kunstwereld zelf. Maar dan met meer geld en permanente zekerheid voor wie eenmaal binnen is.
Troon
“Stoot mij maar van de troon”, klonk het rond de millenniumwisseling uit de mond van voormalig jong en aanstormend talent Theu Boermans tegen de mensen van ´t Barre Land, toen zij aanstormend waren en Boermans gevestigd. Het was een Ruttiaans ‘vecht je maar in als minderheid’, en de Barre Landers waren destijds terecht boos. Je kunt het sardonisch noemen dat ze nu in exact dezelfde positie zitten, maar laten we het houden bij een pijnlijke ironie van het lot.
Het moet ook vernederend en machteloos voelen om daar te zitten, veel te jong oud verklaard door het zelf gewenste subsidiesysteem, en nu gedwongen om jezelf en je vak opnieuw uit te vinden. ‘Het kunstenaarsbestaan is nu eenmaal onveilig’, zei Andrea Voets nog, toen ze helemaal aan het eind het woord durfde te nemen als enige vertegenwoordiger van de jonge en nieuwe garde die ten koste van de oudgedienden op het podium nu wel subsidie krijgt.
Reden voor een paar aanwezigen om de oorlog te noemen, zonder direct de schuilkelder in te rennen. Iemand riep nog dat ze zichzelf misschien wat minder moesten bewonderen.
Elke vier jaar
Tsjechov-vorsers kunnen hun hart ophalen aan deze avond, die elke vier jaar gehouden zal kunnen worden, met steeds weer nieuwe groepen, zolang het overheidsbudget voor de kunsten niet even exponentieel blijft groeien als het aantal afgestudeerden van de kunst-HBO’s.
In de Kersentuin is het de voormalige horige Lopachin die een reddingsplan bedenkt voor de kwijnende Kersenboomgaard, terwijl de landeigenares Ljoebov haar geld erdoorheen joeg aan de Franse Rivièra. Iedereen identificeerde zich deze avond zo intens met de entourage van die oude landadel, dat ik plaatsvervangend sympathie ontwikkelde voor Lopachin, die door iedereen in de zaal met een vies woord ‘projectontwikkelaar’ werd genoemd. De zomerhuisjes die hij voor ogen heeft vond iedereen ook zo weinig chic. Je zou ook kunnen denken aan al die arme mensen die nu wel een dak boven hun hoofd zouden krijgen.
Meer afstand
Dit was een avond zonder zelfspot. Voorstelbaar, maar je zou ons wat meer afstand gunnen. Ook wat meer realisme. Het subsidiesysteem kraakt, het kan beter, maar eenmaal binnen is je plek niet gegarandeerd, en daar heeft de hele sector sinds de vorige oorlog keihard voor gestreden. Gevolg is dat het elke vier jaar klaar kan zijn. Of je moet vanaf nu niemand meer toelaten.
Er was ook nog wat gesputter te horen over ‘vinkjes’ zonder het woord ‘diversiteit’ of ‘inclusie’ te noemen, want dat ligt gevoelig. Dat – onder druk van al die beroeps- en bezwaarprocedures van de sector zelf – het aanvragen van subsidie steeds formelere en bureaucratische kantjes krijgt, is dus onvermijdelijk. En we willen toch een diverse en inclusieve samenleving? Musk is hier nog niet aan de macht.
Grootkapitaal
Hoe het anders moet? Daar moeten we het met elkaar over eens worden, voordat zoiets als met Musks staatsgreep in de VS ook hier gebeurt. Het einde van de subsidie hangt altijd boven je hoofd, bereid je dus altijd voor op dat moment. Dat is geen overgave aan het grootkapitaal, wel een noodzakelijke versterking van je persoonlijke weerbaarheid. En als je dan toch moet vliegen (hoeft niet), vlieg dan met de maatschappij van de jonge vrouw die zo volkomen onterecht voortdurend werd lastiggevallen door die schreeuwende Serebrjakov op de eerste rij.
En lees dan bij een volgende gelegenheid niet De Kersentuin of Oom Wanja, maar durf Tsjechovs toneel-over-toneelstuk Meeuw op tafel te leggen. Waarin een jonge actrice vermalen wordt tussen de ambitie van een jonge toneelmaker en de verpletterende arrogantie van een oude schrijver.