Amsterdam heeft nog wel wat rafelranden in industrieel erfgoed, maar ze nemen snel in omvang af. De linkeroever van het IJ verandert langzaam maar zeker in een gegoede woonbuurt. De NDSM-werf is nog maar een kleine postzegel in een verder buitengewoon prettig bevolkt appartementenbos. Meer naar het oosten is er nog plek. Achter de Jumbo, aan de jachthaven, is nog een hallencomplex over waar kunstenaars en creatieve bedrijfjes hun gang kunnen gaan.
Trajal Harrell (je mag die naam uitspreken hoe je wil) is dit jaar als associate artist van het Holland Festival neergestreken in de ruimtes van Likeminds, in een eerder leven nog het huis van Dansmakers Amsterdam. Oud industrieel erfgoed, met grote roldeuren enzo. De ruimte voldoet inmiddels aan alle veiligheids- en arbonormen, maar de omgeving heeft nog dat prettig losse dat hoort bij broedplaatsen en rafelranden.
Herlevende legende
Harrel gebruikt die plek nu om er een legende te laten herleven. Hij heeft van Likeminds een soort moderne kopie gemaakt van Asbestos Hall, de plek waar in het Tokyo van 1962 de Butoh geboren werd. Butoh was moderne dans, die een revolutie betekende voor het aan strakke regels en tradities gebonden erfgoed van het Japanse theater.
Maar in Asbestos Hall gebeurde meer, leerden we in een interessante ‘talk’ die tussen twee voorstellingen gegeven werd. Het was een plek waar iedereen met een idee aan de slag kon, er waren performances, lezingen, kunstexpo’s. Hoe het er precies aan toe ging, weten we niet. Er zijn nauwelijks opnamen overgeleverd, we moeten het hebben van de verhalen van hen die het meemaakten. Verhalen die, zoals we weten, met elke nieuwe doorvertelling aan romantiek winnen. Een beetje zoals de Berlijnse Berghain, waar ook iedereen geweest schijnt te zijn, maar zelden iemand nieuw wordt toegelaten.
Drie bezoekers
Gisteravond bezocht ik de reconstructie van Asbestos Hall. Je kunt je voor zulke ‘visits’ inschrijven. Je maakt er steeds korte previews mee van werk dat Harrel samen met zijn ploeg bewegers maakt. In zijn kenmerkende, aan de Vogue gerelateerde bewegingstaal zien we achtereenvolgens een stuk, geïnspireerd op een beroemd toneelwerk van Koltès en een danse macabre op een opzwepende mix van popsongs. Een echte kopie van Asbestos Hall is het niet, zegt Harrel aan het begin, want daar konden per keer slechts een stuk of drie, vier bezoekers bij de creatieve uitbarstingen aanwezig zijn. Niet de bijna 150 van nu, 65 jaar later en aan de andere kant van de wereld.
Om de presentaties heen is er van alles te beleven, en de zaterdagen worden tijdens dit Holland Festival afgesloten met DJ’s, dansend publiek en performances van veelal jonge kunstenaars. Het is het moment waarop het soms gruizig en een beetje ongemakkelijk wordt, precies zoals dat moet zijn geweest voor de eerste bezoekers van Asbestos Hall. Maar dan natuurlijk anders, want andere plek, andere tijd.
Geen idee
Het leukste van de sprong naar ‘noord’ die het Holland Festival hiermee onderneemt, is dat het publiek anders is, de sfeer rafeliger, de verhevenheid op een andere manier ontstaat. Het festival, waarom nog steeds een legende cirkelt dat het allemaal deftig en elitair is, laat nu heel duidelijk voelen dat dat beeld niets met de werkelijkheid te maken heeft.
Al zal dat bij bezoekers die zich strikt aan hun smaak en genrevoorkeuren houden niet snel doordingen. Kom je nergens anders dan in ITA of het Concertgebouw, mis je veel waardevols. Zo’n festival is het leukst als je zelf eens gaat kijken naar iets waarvan je werkelijk geen idee hebt wat je ervan kunt verwachten. Zoiets biedt deze herinterpretatie van Asbestos Hall.