Meer dan een miljoen Nederlanders voelt zich zeer eenzaam, aldus de Gezondheidsmonitor 2012. Hieronder zijn steeds meer jongeren – alle sociale media ten spijt. Misschien zouden we deze ‘eenzaamheidsepidemie’ een halt toe kunnen roepen als we ons realiseerden dat geen van ons werkelijk alleen is. Wat we zo vaak vergeten, is dat we direct verbonden zijn met duizenden anderen: de mensen die ons voorgingen. In de eerste plaats onze eigen voorouders.
Totdat ik een jaar of zes was, voelde ik me vanzelfsprekend verbonden met alles wat me omringde: de mensen in het dorp, mijn huis, de dieren. Daarna verdween deze vanzelfsprekendheid, tegelijk met het geloof in kabouters en Sinterklaas. Een godsbesef had ik al niet meegekregen, wij waren ‘niks’ thuis. Wat overeind bleef was een sterke verbondenheid met het gezin, totdat ik me ook daarvan ging losmaken en ik me, net als elke andere puber, ineens eenzaam voelde.
Chute libre
Op mijn zestiende, midden in mijn eigen puberangst, vroeg ik vertwijfeld aan mijn vader wat de zin van het bestaan was en waarom iedereen er niet gewoon een eind aan maakte. Niet iets wat een vader wil horen natuurlijk, dus hij formuleerde zijn antwoord zorgvuldig. Hij begreep dat mijn vragen voortkwamen uit het gevoel dat elk leven een vrije val is, dat ik een toevallig tot stand gekomen organisme was, voor heel korte tijd aanwezig op een willekeurige planeet te midden van miljoenen andere planeten.
Wat hij me zei was: “Je bent niet alleen. Je bent via een navelstreng verbonden aan je moeder, en zij aan haar moeder, en die aan haar moeder. Je bent een schakel in een lange keten”. Ik weet nog goed dat ik me door dat antwoord, voor het eerst sinds ik tien jaar eerder de magische kleuterwereld achter me had gelaten, realiseerde dat ik wel degelijk één ben met de wereld. Dat troostende gevoel heeft me nooit meer helemaal verlaten. Als je met historisch besef naar je eigen bestaan kijkt, realiseer je je dat deel uitmaakt van iets groters. Die sensatie verrijkt mijn leven. Het is de reden dat ik in een museum werk, ik wil anderen hierin laten delen.
Toute la famille
We zijn allemaal genetisch verbonden met de mensen die vóór ons leefden. Volgens de logica dat ieder mens twee ouders heeft, liepen er op het moment dat Willem van Oranje in 1584 werd gedood door Balthasar Gerards van iedereen die nu leeft 16.384 voorouders rond, van wie wij het dna in ons meedragen. Wanneer je nog verder terugrekent, zou ieder van ons in het jaar 1000 zelfs 8,5 miljard directe voorouders hebben rondlopen. Maar dat kan natuurlijk niet: in dat jaar waren er, afhankelijk van welke autoriteit je raadpleegt, 250 tot 400 miljoen mensen op de gehele aarde. Wat deze cijfers dus laten zien is dat we allemaal het product zijn van inteelt (zo waren mijn eigen grootouders achterneef- en nicht en delen ze dus dezelfde voorouders), maar ook dat we allemaal familie van elkaar zijn. En dat beperkt zich niet tot landsgrenzen of werelddelen.
Er gaat op Facebook een indrukwekkend filmpje rond waarin patriottistische Engelsen, Koerden en Bengalen een ‘dna Journey’ maken en ontdekken dat ze dna in zich dragen vanuit alle hoeken van de aardbol. Bij het zien van dit filmpje lopen de tranen iedere keer weer over mijn wangen, omdat eruit blijkt dat cultuur, nationaliteit en ras zoveel meer fluïde zijn dan de meesten van ons beseffen. Wat zou het wel niet betekenen voor onderlinge verdraagzaamheid als we ons dat meer zouden realiseren: we zijn allemaal familie.
Fenêtre de connexion
Historisch besef benadrukt onze onderlinge verbondenheid en relativeert de waan van de dag. Hoeveel jongeren realiseren zich dat de verhouding tussen moslims en christenen hier en nu in zekere mate vergelijkbaar is met die van Nederlandse Joden en christenen 90 jaar geleden, of zelfs met protestanten en katholieken 50 jaar geleden? Wie is zich ervan bewust hoezeer het (midden-)oosten en het westen de afgelopen 2000 jaar niet alleen hebben gestreden maar vooral ook hebben gehandeld en elkaar cultureel hebben beïnvloed?
Het op zich prijzenswaardige initiatief van Rutte III om iedereen die 18 jaar wordt een boekje over de geschiedenis van Nederland te geven en alle kinderen het Rijksmuseum te laten bezoeken, lijkt gezien de andere voorgenomen maatregelen, zoals op scholen dagelijks het Wilhelmus zingen, eerder het aanwakkeren van patriottisme dan het vergroten van historische kennis tot doel te hebben. Geschiedeniseducatie wordt hier ingezet om de eigen nationale identiteit te bevestigen en zo de schijnbare tegenstellingen tussen culturen te benadrukken, terwijl historisch besef juist bij uitstek een venster biedt op wat ons verbindt.
Traces du passé
Ik gun meer mensen de verdieping die besef van het verleden mij brengt. Het sterkst wordt de verbondenheid met onze voorouders opgeroepen wanneer ik hun sporen aantref. Als ik rondloop in een oude stad bijvoorbeeld. Wanneer ik triest ben, vind ik troost in de aanblik van een kathedraal, wetende: hieraan hebben zoveel mensen gewerkt, zoveel generaties. Voor hen zit het leven erop, maar we zijn met elkaar verbonden. Het erfgoed maakt hun aanwezigheid tastbaar en herinnert me eraan ik niet alleen ben.
Als erfgoedsector zijn we dan ook bij uitstek in staat om mensen houvast te bieden in een woelige wereld. Dit geldt zeker ook voor musea, waar we de tastbare sporen van het verleden beheren en de verhalen vertellen. Wij grossieren in datgene wat bij Huizinga de beroemde ‘historische sensatie’ opwekte, en kunnen een bron zijn van relativering, verbinding en troost.
Histoires improbables
Een van de topstukken van het Fries Museum is een zevende-eeuwse fibula, een mantelspeld die in 1953 door een boerenknecht werd gevonden in een weiland bij het Friese dorpje Wijnaldum. In dit ene object liggen onwaarschijnlijke verhalen besloten. Het is een sieraad vol minuscule details, gemaakt van goud en edelstenen. Het is met zoveel vakmanschap gemaakt dat goudsmeden vandaag de dag moeite zouden hebben om dezelfde verfijnde kwaliteit te bereiken. Terwijl ik, en velen met mij, nooit de indruk had dat men in de vroege Middeleeuwen op welk vlak dan ook meer geavanceerd was of zou kunnen zijn dan wij nu. Het waren toch de dark ages? Dit voorwerp zet vraagtekens bij het idee dat alles altijd maar beter wordt en meer.
Ik vind het louterend dat we ons nu niet per se op het hoogtepunt van de wereldgeschiedenis bevinden. Voor het sieraad gebruikte de Friese edelsmid bovendien Keltische motieven, ingelegd met edelsteen waarvan onderzoek vijf jaar geleden uitwees dat het almandijn is, afkomstig uit India. En een wereldwijd handelsnetwerk past al helemaal niet bij het beeld dat ik had van mensen die 1400 jaar geleden in Friesland op een terp leefden.
Dit voorbeeld geeft aan dat de wereld altijd veel complexer en minder eendimensionaal is geweest dan we vaak aannemen. Binnen de rechterflank van het politieke spectrum lijkt men soms het liefst een stolp over onze cultuur te willen zetten, terwijl ons verleden laat zien dat je niet bang hoeft te zijn voor uitwisseling. Dat die er altijd geweest is en altijd zal blijven, dat dat is hoe culturen gevormd worden. Een ruimer wereldbeeld doet de angst voor het onbekende afnemen en vergroot het vertrouwen in de toekomst, zaken die best van pas komen tegenwoordig.
L'exposition en tant qu'argument
Musea kunnen hun schat aan sporen uit het verleden en hun enorme kennis daarover inzetten om onbekende werelden te ontsluiten. Ze kunnen een belangrijke rol vervullen in het aanwakkeren van historische besef, en zo mensen troost, relativering en verbinding bieden. Maar historisch besef ontstaat niet vanzelf. Huizinga was historicus en ikzelf ben al sinds mijn vroege jeugd bovenmatig geïnteresseerd in geschiedenis.
Om een zelfde sensatie op te wekken bij mensen die op zijn best over basiskennis van de geschiedenis en een latente belangstelling voor erfgoed beschikken, moet een museum van goeden huize komen. Dan moet in het presentatiebeleid niet het etaleren van kennis, maar de impact op de bezoekers de hoofddoelstelling vormen. Terwijl een Rembrandttentoonstelling bezoekers misschien nog enorm kan raken als je de topwerken eenvoudigweg chronologisch ophangt en mooi uitlicht, is voor een historische tentoonstelling de interpretatie essentieel.
Insupportable
Te vaak staat ook in cultuurhistorische musea echter het object centraal, vaak omringd door overvloedige feitelijke informatie. Bij de mantelspeld zou die bijvoorbeeld bestaan uit datering, plaats, materiaal, de wijze van vervaardiging, de omstandigheden van de vondst, een schets van het leven in die tijd et cetera. Maar die veelheid aan, veelal nieuwe, informatie is voor een museumbezoeker niet te behappen, en heeft daardoor geringe impact.
Er zijn over elk onderwerp vele tentoonstellingen mogelijk, de uitdaging ligt erin er een te kiezen en to stick to it. Niet dé tentoonstelling over de fibula te maken, maar een tentoonstelling, zodat het verhaal te bevatten is. Zo zou de fibula een topstuk kunnen zijn in een presentatie die stelt dat de dark ages helemaal niet zo dark waren, of in een tentoonstelling die betoogt dat wat wij nu als Friese cultuur beschouwen juist het resultaat is van een vlechtwerk van internationale invloeden. De tentoonstelling als betoog, opdat wat we willen overbrengen werkelijk aankomt.
La chair de poule
Hoe dat werkt in de praktijk? Een mooi voorbeeld is de door het Royal British Columbia Museum in Canada ontwikkelde, internationaal reizende tentoonstelling over de Titanic. De manier waarop de getoonde voorwerpen van de bodem van de zee werden gehaald is terecht zeer omstreden, maar het was wel een sterke tentoonstelling. Het grote onderliggende idee van deze tentoonstelling was dat ‘Titanic is a story about class’. Iedere zaal en ieder thema in de tentoonstelling droeg een argument aan binnen dit betoog.
Bezoekers kregen als entreebewijs een ticket dat aan een van de oorspronkelijke passagiers had toebehoord. Ze ervoeren de tentoonstelling vanuit een eersteklas of juist derdeklas perspectief. Porseleinen serviesgoed uit het gezonken schip was te zien met een brief van een eersteklas passagier die schrijft over een prachtige nacht op het schip. Het stak scherp af tegen de houten planken waarvan men in de derde klasse at. Of het nu ging over wat men at of waar men sliep, hoe het schip in elkaar zat of hoe kinderen werden beziggehouden; steeds was er maar een conclusie: Titanic gaat over klassenverschillen.
Bezoekers aan deze tentoonstelling weten tien jaar later nog precies waar de presentatie over ging. De herinnering aan het moment dat ze aan het einde van hun bezoek ontdekten of ‘hun’ passagier de ramp had overleefd roept nu nog kippenvel bij ze op.
Drame théâtral
Voor de grote tentoonstelling van het Fries Museum vorig jaar over de negentiende-eeuwse Fries-Engelse schilder Lawrence Alma-Tadema werkten we met dezelfde methodiek. De centrale stelling was: Alma-Tadema heeft ons aller beeld van de klassieke oudheid bepaald. De tentoonstelling werd een doorslaand succes met juichende (inter)nationale recensies en prijzen.
Wat ik vooral bijzonder vond: buren en vage kennissen die de tentoonstelling hadden bezocht gingen mij vertellen waar de deze over ging. “Weet je wel, Femke, dat Alma-Tadema verantwoordelijk is voor ons beeld van de oudheid?” Zoiets had ik in mijn dertienjarige museumcarrière nog nooit meegemaakt. Dat bezoekers na afloop niet blijven steken in: “Ik was naar een tentoonstelling over Alma-Tadema/ Rembrandt/ Vikingen en het was mooi/ prachtig/ niet mijn smaak”. They really got it.Pleurer
Ook de Mata Hari tentoonstelling die nu in het Fries Museum te zien is, hebben we opgebouwd rondom één invalshoek. Bezoekers worden uitgenodigd om met haar mee te leven, om zich te laten meeslepen in haar dramatische lotgevallen en te ontdekken welke keuzes dit Friese meisje op sleutelmomenten in haar leven maakte om het uiteindelijk tot ‘spion van de eeuw’ te schoppen. Let wel, alles in de tentoonstelling is het resultaat van onderzoek, de objecten zijn authentiek en alle beweringen zijn gestaafd. Maar het gekozen standpunt betekent dat we niet diep ingaan op bijvoorbeeld de feministische context, de Parijse beau monde of de mythevorming na haar dood. Hadden we dat wel gedaan, dan liepen nu in onze zalen de bezoekers niet te huilen.
Het resultaat is een tentoonstelling, niet als wetenschappelijk werk of documentairefilm, maar als historische roman of theatraal drama. Vanzelfsprekend gebaseerd op feiten, maar met alleen die feiten die een relatie hebben met het verhaal. Focus dus, opdat mensen het begrijpen. Geraakt worden. En het niet meer vergeten.
Le bonheur
Musea hebben de kans om hun bezoekers werkelijk bewust te maken van de geschiedenis onder hun voeten. Die potentie kunnen musea waarmaken als ze zichzelf dát maar als doel stellen in hun presentatiebeleid: om historisch besef aan te wakkeren. Opdat mensen zich meer geworteld voelen, weten van hun rijke geschiedenis, maar zich ook realiseren dat we uiteindelijk allemaal nieuwkomers zijn, ooit van elders naar hier gekomen. Zou dat ons allemaal niet een beetje trotser maken, wat meer verbonden met anderen, iets minder eenzaam en misschien wel een tikje gelukkiger? We staan op de schouders van de mensen die ons voorgingen. We staan er niet alleen voor. Wat een heerlijk idee.