In de serie (On)gehoord presenteer ik elke maand buitengewoon geluid dat niet onopgemerkt en onbesproken blijft. In deze November-editie: Jacob Kirkegaard, Oren Ambarchi, Glice en N.M.O.
Jacob Kirkegaard – Munk
(Cassette, Phinery Tapes)
De Deense geluidkunstenaar Jacob Kirkegaard onderzoekt de impact van geluidsresonantie op onze oren én de rest van het lichaam. In Kirkegaard’s werk staat direct, intiem contact via geluid steevast centraal. Zo laat hij met ‘Labyrinthitis’ de piepkleine botjes in het binnenoor zelf trillen, waardoor deze tonen voortbrengen, die je hoort. Hamvraag is bij dat werk of je Kirkegaard hoort of je eigen lichaam. Uiterst vakkundig lost Kirkegaard zelfs dat onderscheid op en dan gaan de beide geluidsbronnen symfonisch door elkaar lopen.
Zijn ‘Four Rooms’ verkent de onwezenlijke resonanties van letterlijk zo goed als levenloze, stille getuigen: gebouwen in de onbewoonbare zone rond de kerncentrale in Tsjernobyl. Kirkegaard maakte ook opnamen in de natuur: van krakende gletsjers tot oorverdovend klaterende geisers en razend woestijnzand.
Op ‘Munk’ laat de Deen een minder academische kant horen dan we van hem kennen. Hij maakt loops van veldopnamen gemaakt in Thailand. Monniksgezang galmt in herhaling op herhaling. Hier geen Alvin Lucier-achtige reductie zoals die ook in ‘Four Rooms’ te horen is; geen filtering terug tot de basale resonanties van de ruimte.
Kirkegaard verkent het gebouw van het lichaam van de monnik en de tempel waarin hij bidt door een vernuftige wisselwerking tussen de nabijheid van de zingende stem en de vluchtige, korte echo die de ruimte vult. Herhalingen zorgen onwillekeurig voor het loslaten van de frontaal staande stem, op zoek naar sonisch houvast aan wat er meer en verder te horen is. Dat lijkt weinig, maar allengs blijkt je oor de reflecties en andere omgevingsgeluiden centraler te gaan plaatsen.
Wederom in een dialoog tussen de fysieke werking (directionaliteit, filtering) van geluidbron versus oor en aan de andere kant de gecomponeerde realiteit die Kirkegaard presenteert als simpel en logisch, ontstaat uiterst muzikale geluidkunst die wijst naar mogelijkheden op het gebied van klankverkenningen waarvan ook ‘Munk’ pas net een allereerste aanzetje vormt.
Oren Ambarchi – Hubris
(LP/CD, Editions MEGO)
Meedogenloos, zonder ophouden, dóór. Oren Ambarchi zet de lijn die hij begon te trekken met ‘Sagittarian Domain‘ uit 2012 en die twee jaar later ‘Quixotism’ opleverde, door. De Australiër wordt bijgestaan door Mark Fell en Will Guthrie, Jim O’Rourke, Ricardo Villalobos en vele anderen. Vormden krautrock en techno nog belangrijke hoekstenen van de genoemde platen, op ‘Hubris’ kiezen Ambarchi&co voor een acquit dat ligt op het laken van de new wave en disco. Een motorik-beat is nooit ver weg, maar in de golfslag aan gedempte gitaren is een drive linea recta richting meer uitbundige dansvloeractie moeiteloos te herkennen.
Hurdy gurdy-achtige boventonen zorgen voor een zwierige drone en Jim O’Rourke trekt de discohemelen open met een jubelende gitaar-synthsolo. En als je net helemaal op Cloud Nine zit in wavy, minimal discosferen, komt Mark Fell op de proppen om met knerpende elektronische percussie een stel ferme tikken uit te delen.
Ambarchi bracht met Joe Talia op ‘Live Knots’ nog de nodige noise in een verder snugger samenspel tussen grotendeels vrij gitaar- en drumspel. De b-kant van ‘Hubris’ laat geknars liggen en pak tde draad van de vloeiende funk op met Villalobos op elektronica en Talia plus Guthrie aan de drumstellen. Die trekt Ambarchi door richting de meer duistere momenten van de nacht, wanneer de dansvloer volgepakt staat met zwetende lijven.
Extase giert minutenlang door kieren die ten langen leste hun verzet staken en openbarsten. Geëxalteerd jakkeren Ambarchi en zijn vele makkers naar een eindstreep. Die zal schier vanzelfsprekend slechts de opmaat blijken voor een stevige afterparty. Het zal niet makkelijk zijn het gezelschap in een betekenisvolle live-formatie bijeen te brengen, maar de programmeurs van Dekmantel moeten hier toch van smullen…
Glice – Fleisch II
(Cassette, Narrominded)
Het Amsterdamse duo Glice bestaat uit Ruben Braeken en Melle Kromhout. De heren speelden onlangs op de Popronde. Minder ‘pop’ dan Glice zul je echter weinig acts vinden. De twee specialiseren zich, gewapend met een forse batterij elektronica met vervaarlijk veel kabels die synthesizers, effecten en mengpanelen verbinden, in experimentele noise. Elk concert is voor de mannen zelf ook een ware ontdekkingstocht.
Hun geluidonderzoek richt zich op een onzeker essentialisme dat in pure klank te vinden zou kunnen zijn. Daarin lijkt weinig ruimte voor standaard muzikale parameters. IJkpunten zijn aan Glice ogenschijnlijk niet besteed; losse schroeven des te meer.
Met ‘Fleisch II‘ presenteert Glice een amalgaam dat knarst en barst, ronkt en raast. Orde, rust en regelmaat ontbreekt. Dit geluid is vuil, vervormd en vilein. Vrij is het ook, als in: een futuristische hertaling van de lijnen die door Marinetti & co werden ingezet – een opdracht met open einde. Glice bespeelt de intona rumori anno nu en schetst de symfonie van overmorgen. De luisteraar wordt in medias res geworpen in een maalstroom die maar net aan controle kent.
Ze ligt in de brille van Braeken en Kromhout die wel degelijk knap raad weten met timbre, frasering en dynamiek. Zij slaan spijkers met koppen zonder een fluwelen toucher; hier heerst de meester mét de hamer.
N.M.O. – Northern Mediterranean Organisation / Numerous Miscommunications Occur
(2LP, Diagonal)
Marsmuziek voor de Berghain, met meer dan een beetje Fluxus Techno-gevoel; daarmee komt drill sergeant duo N.M.O. op de proppen op dit debuutalbum dat verschijnt bij Diagonal, het label van het briljante wonderkind Powell. “Bonkers” schrijven ze zelf. Inderdaad: prettig gestoord en jennerig irritant ook. Zo vindt je op de plaat ettelijke korte deunen als locked grooves, verstopt tussen de tracks. Omdat het kan.
N.M.O. marcheert met zevenmijlslaarzen en een sexy catwalkloopje door wonky techno, no-wave avant-rock, knetterstonede acid en kolderieke Fluxus. Rave wordt tot op het bot uitgekleed, krijgt een nieuw pakje aangemeten, salueert en stort zich al een lemming van de klif op het slagveld. Lorenzo Senni zou erbij staan en geamuseerd toeschouwen: als je dit in je aerobic-klasje draait, vliegen ledematen vast in stuipen in het rond.
De beat ploft log pneumatisch en wat voor melodie moet doorgaan, lijkt geleend uit de bibliotheek van Felix Kubin. Het klopt van geen kant en past als het loopwerk van een tophorloge. Primitief én uiterst vooruitstrevend; meedogenloos strikt én olijk losbandig; IDM voor het brein én voer voor de voeten. Een moshpit in de disco dus. “Hot and sweaty”, stelt Diagonal, “mastered for optimal fitness. A doubled-headed debut dildo”. Laten we daaraan, in navolging van Beuys, toevoegen: “Ja Ja Ja Nee Nee Nee”, met een grote grijns.