‘Iedereen heeft een Appel. Iedereen heeft een Corneille. Niemand heeft een Van Merwijk. Dus is de vraag of Van Merwijk wel goed is. Dat weet niemand. Dan is het de uitdaging dat een paar grote mensen een Van Merwijk gaan kopen. Daarna wil iedereen een Van Merwijk hebben. Als dat gebeurt ga ik weer ander werk maken, want ik wil niet achterover hangen en voor de marktwerking aan een stijl vasthouden. Baselitz schildert al veertig jaar alles op zijn kop. Die komt ‘s morgens zijn atelier binnen en zegt: wat zal ik nou weer eens op zijn kop gaan schilderen?’
Terwijl heel Amsterdam het Holland Festival viert zet de Utrechtse kunstenaar en cabaretier Jeroen van Merwijk zichzelf in de etalage. Letterlijk. Van 4 juni t/m 9 juli zit de schrijver te schilderen achter het raam van Kunstruimte Kuub in Utrecht. Je mag langskomen. Sterker nog: iedereen is van harte uitgenodigd een praatje te komen maken. Ik vroeg de schilder naar zijn motieven.
Er wordt niet opgetreden
‘Ik denk niet dat ik de hele dag als een bezetene aan het werk ben. Ik hoop dat mensen komen zien hoe dingen gemaakt worden. De drempel moet lager. Ik ga hier zitten en mensen ontvangen. Maar er wordt niet opgetreden. Dit gaat echt over mijn schilderwerk.’
Laten we het dan inderdaad eens over dat schilderwerk hebben. Van Merwijk is zo’n schilder die geen hoekje van zijn doek onberoerd laat. Wat in Kuub hangt, is vooral zijn volbeschilderde collagewerk van de afgelopen paar jaar. Op de inmiddels beroemde kloostermoppenmuur van de galerie hangt ‘leger’ werk: afbeeldingen op papyrus, dat speciaal uit Egypte is gehaald, omdat er in Nederland geen papyrus op dat formaat te vinden is.
De Groep Malfet
In de collages verwerkt de schilder oudere schilderijen uit zijn oeuvre. Ook schilderijen uit de tijd dat hij zijn schilderwerk nog deed onder de pseudoniem Malfet. Die tijd ligt inmiddels achter hem: ‘Ik denk dat het met mijn scheiding te maken heeft gehad. Ik dacht toen dat ik sowieso weer eens een aantal dingen moest gaan herzien. Dat heb ik gedaan. Dus nu ben ik weer gewoon Jeroen van Merwijk.’
Het bleek ook lastig om de twee persona’s te gescheiden te houden. Soms werd de Franse schilder toch weer soort van cabaretier, zoals bijvoorbeeld die keer dat hij een groepstentoonstelling van zichzelf organiseerde in de chique Haagse kunstenaarssociëteit Pulchri: ‘Dat was min of meer een geintje. Ik had allerlei mensen verzonnen, acht leden. Ik had daar portretten van gemaakt, biografieën van geschreven.’
‘En toen een grote tentoonstelling gehad in Pulchri Studio in Den Haag. Ik ben lid van de sociëteit, en als lid van Pulchri mag je expositieruimte afhuren, maar steeds maar één zaal. Ik wilde alle zalen, en dat kan alleen wanneer je een groep bent. Of dood. Dood vond ik een beetje rigoureus. Dus heb ik een groep verzonnen. Ik heb alle ruimtes vol gehangen met allemaal verschillende soorten schilderijen. Ik maak namelijk elk jaar weer ander werk, dus dat was niet zo moeilijk. De ene keer blauwe pentekeneningen, de andere keer Kruisafnames, dan weer stillevens, al naar gelang ik zin heb. Dus het was nog heel geloofwaardig dat het door allemaal verschillende kunstenaars was gemaakt.’
De gave van het woord
Het sterk grafisch georiënteerde werk van Van Merwijk staat vol met teksten, die in blauwe inkt over de oudere schilderijen zijn aangebracht. Mensen die op zoek gaan naar een column of een liedje zullen bedrogen uitkomen. Van Merwijk schrijft zijn doeken vol met bijbelteksten. Is hij in de Here geraakt?
Bijbelteksten
De dicht op elkaar geschreven teksten zijn een zuiver vormelement: ‘Het is glacis. Op oude schilderijen werd vroeger ook een transparante laag aangebracht, groen over rood bijvoorbeeld. Daarmee haal je veel kleur weg en trek je het beeld bij elkaar.’
Gaat Jeroen van Merwijk de bezoekers van Kuub onderwijzen in zijn werk? Liever niet, aldus Van Merwijk. Hij gaat liever een gsprek aan: ‘Er wordt veel over beeldende kunst verteld, maar dat is eigenlijk niet zo interessant, want kunst vertelt zijn eigen verhaal. Je ziet bij kunst nooit wat je het leukste zou vinden om te zien: hoe kunst gemaakt wordt. Je ziet nooit hoe een werk ontstaat. Dus ik ga hier zitten, en ik ga hier tekenen.’
Zooierig
‘Als je de eerste week hier komt, en je komt de derde week, dan zie je hoe die tekening is veranderd. Dan zie je ook hoeveel werk het is, en hoe painstaking het maken van kunst kan zijn. Als je gaat kijken in een galerie dan zie je het werk hangen als het klaar is. Je vergeet dat het gemaakt is. Daarom ga ik hier zitten, om te laten zien hoe het gemaakt wordt. En natuurlijk om in contact te treden met kijkers. Dus ik heb hier een atelier gecreëerd, dat er een beetje uitziet als mijn atelier in Frankrijk. Dat is nog zooieriger, maar ik heb het hier zo zooierig gemaakt als kon.’
‘In Frankrijk is het een veel grotere puinhoop, zoals hoort bij een kunstenaar. Ik zet wat muziek aan en ik ga aan het werk, zoals ik in Frankrijk ook aan het werk ben. Praatje maken met de mensen. Ik ben er zelf bij als ze iets te vragen hebben, in plaats van dat ik iets ophang en weer weg ben.’
Prijs n.o.t.k.
Wie dus mocht denken dat Jeroen van Merwijk als schilder een kluizenaarsbestaan in Frankrijk leidde: ook daar is het een zoete inval. ‘Ik heb gewoon zin om een praatje te maken. Daarmee wil ik de heiligheid van kunst af halen. Het is gewoon werk.
En het is gewoon verkopen, natuurlijk.
‘Ik ben ook van plan om de prijs van de schilderijen nader met de mensen overeen te komen. Dat ik gewoon vraag: wat denk je dat het waard is? Er hangt hier bijvoorbeeld een tekening, daar ben ik 300 uur mee bezig geweest. Wat verdient een loodgieter per uur? 60 euro? Dan zou het dus 18000 euro moeten kosten. Ik denk dat het minder wordt. Maar dan gaan mensen dus nadenken over waarde. Waarom zou een kunstenaar al dat werk voor niets moeten doen terwijl ieder ander er wel voor wordt betaald? Op die manier kun je dingen uitleggen en gaan ze de waarde ook meer zien. Hoeveel plezier, maar ook hoeveel moeite erin gaan zitten. Er mag best wat tegenover staan.’
Eindeloos je gang gaan
Want Jeroen van Merwijk zou het liefst de hele dag schilderen, als hij maar een faire prijs voor zijn werk zou kunnen krijgen. Dat doet hij veel liever dan cabaret: ‘Optreden is echt werk. Schilderen ook, maar anders. Voor optreden moet je naar een zaal met 150, 200 mensen, vaak in een zaal waar er duizend in kunnen. Je moet die mensen over de streep trekken, het licht in hangen, nerveus zijn, op toppen van je concentratie blijven. Met schilderen is dat anders. Dan kun je precies doen wat je zelf wil. Met optreden kun je niet eindeloos je gang gaan, niet alles zeggen, want op het laatst zit je met helemaal niemand in de zaal.’
Het blijft natuurlijk lastig om als cabaretier in een totaal andere discipline naam te maken. Kunst gaat voor de koper vaak niet zozeer om het werk zelf, als wel om het verhaal dat hij boven de bank kan hangen. Dan is ‘een echte Van Merwijk’ nog best lastig te verkopen, beseft hij: ‘Dan moeten ze zeggen dat Van Merwijk een hele goede schilder is. Niks aan gelogen, want het zijn ook hele goede schilderijen. Maar dat is wel het bezwaar. Dat mensen zeggen: “O, hij moet ook zo nodig schilderen.” Wat ze ook van Jeroen Krabbe zeggen. Maar die heeft zijn hele leven al geschilderd en probeert nu een serieus kunstenaar te zijn. Ik begrijp zijn probleem. Je maakt jezelf als het ware verdacht.’
Pierre Janssen
Een oplossing zou kunnen zijn dat Van Merwijk, met zijn verbale talent en humor, een rol krijgt als kunstuitlegger bij een publieksprogramma als DWDD. Een nieuwe Pierre Janssen.
‘Ik zou dat heel graag doen. Maar dan wel meer op een manier die op het vak is gericht, in plaats van op de emotie. Enthousiasme is belangrijk. Ik wil vertellen over dingen die ik mooi vind. Dat is interessanter zijn dan het de hele tijd over het leven van de kunstenaar te praten.’