Dit weekend kwam Mariëtte Hamer met een stevige aanbeveling voor het meldpunt mores.online. De club waar grensoverschrijdend gedrag binnen de kunst- en mediawereld gemeld kan worden was zelf in opspraak geraakt. De voorzitter had bijvoorbeeld als partner van de bij NOS Sport in opspraak geraakte Tom Egbers niet handig gereageerd op die ophef. Het droeg niet bij aan het vertrouwen bij mensen in de sector, die overwegen een melding te doen van ongepast gedrag van een meerdere, in een sector waar iedereen iedereen kent en de onderlinge afhankelijkheid enorm is.
Het belangrijkste advies van Hamer gaat best ver. Ze dringt er namelijk niet op aan dat iedereen die bij het meldpunt betrokken is een schoon blazoen moet hebben, maar gaat een stap verder: de beoordelaars en afhandelaars moeten geen enkele band met de sector hebben.
Je zou dit kunnen lezen als een motie van wantrouwen jegens de culturele en mediasector. Misschien moeten we dat ook doen. Al is het de vraag of je daarmee iets oplost.
Voor jou honderd anderen
Zoals op deze site vaker beschreven is de machtsstructuur in de kunstsector (ik laat de mediawereld even buiten beschouwing) best ongezond. Er zijn heel veel mensen die iets in de kunst willen doen, als je alleen al kijkt naar het aantal mbo- en hbo-opleidingen die iets met kunst doen, terwijl het aantal plekken waar je leuk betaald aan de slag kunt verhoudingsgewijs enorm klein is.
Dat geeft mensen met beslissingsbevoegdheid over wie waar aan de slag kan erg veel macht. Heb je een al dan niet gegronde klacht over een van die mensen, neem je een enorm risico als je daar werk van wil maken. Zeker als onbeschermd ZZP’er, al ben je ook in loondienst niet veilig.
Voor iedereen met een zuur geluid in de sector staan niet tien, maar honderd vervangers klaar, die minder problemen maken. Dat is al genoeg reden om je mond te houden en bestaande misdragingen te blijven gedogen.
Let wel: het overgrote deel van de mensen die in de kunsten werken deugt, is idealist, bevlogen, betrokken en begaan met de mensheid, maar mensen in de kunst zijn ook gewoon mensen aan wie niets menselijks vreemd is. Kun je als leidinggevende kiezen tussen iemand die goed is, maar bekendstaat als zeikerd, en iemand met dezelfde papieren, die nooit moeilijk doet, is het verleidelijk om de zeikerd buitenspel te zetten.
Peer review
Als het dus volgens rapporteur Mariëtte Hamer lastig is om het meldpunt voor grensoverschrijdend gedrag door mensen uit de sector te laten bemensen, want belangenverstrengeling, hoe zit dat dan bij de ‘peer-review’ als het gaat om de toekenning van subsidies? We kunnen inmiddels een klein boekje vullen met gevallen van al dan niet moedwillige normoverschrijding in toewijzingsprocedures, tot en met de Raad voor Cultuur aan toe.
Nu zijn commissies van adviseurs een redelijke garantie tegen al te veel ruimte voor persoonlijke rancune en belangenverstrengeling, maar groepsdenken is ook daar een risico. Kun je, zoals Ellen Hardy in haar promotieonderzoek aantoont, wel altijd hard maken dat de afwijzing van je subsidieaanvraag te danken was aan ondeugdelijke, persoonlijke motieven bij de commissieleden?
Transparantie is een probleem
We hebben, met constante verwijzing naar de Thorbeckedoctrine die inhoudelijke bemoeienis van de politiek bij de kunsten verbiedt, de beoordeling van subsidieaanvragen bij de kunstsector zelf gelegd: kunstenaars en andere deskundigen beoordelen elkaar. Je zou je kunnen afvragen of de negatieve kanten daarvan de positieve niet beginnen te overschaduwen.
Ligt dat ene commissielid dwars vanwege artistiek inhoudelijke redenen, of omdat hij ooit een blauwtje heeft gelopen bij de aanvrager, of het politiek niet eens is met diens denkbeelden? In de podcast met Renée Steenbergen en Ellen Hardy wordt duidelijk dat transparantie daarover een geweldig probleem is.
Burgerjury
Het advies van Mariette Hamer over Mores.online legt dus wel degelijk ook een klein bommetje onder het systeem dat we met elkaar hebben opgebouwd onder de subsidietoewijzing. Moeten we dan ook daar toewerken naar een systeem waarin de beoordeling volledig technisch en onafhankelijk is? Moeten we naar burgerjury’s toe? Of loten?
Feit blijft dat de beoordelingssystematiek van subsidies niet los kan worden gezien van het onderzoek naar de gezonde werkverhoudingen binnen de sector. Best een pittige vraag voor de herinrichting van de Basisinfrastructuur, waar ze nu in Den Haag e.o. aan werken. De kwestie van de codes diversiteit, governance en fair practice zijn er wel onlosmakelijk mee verbonden.