Er zijn mensen, ook in de kunsten, die nog steeds denken dat de wereld niet definitief veranderd is. Die vermoeden dat een stem op een cultuurvriendelijke partij in een klap de klok acht jaar terug zal draaien. Die mensen zullen na 15 maart wakker worden in een nieuwe wereld, zelfs als Nederland plots gekozen heeft voor een al dan niet groene, maar dan toch linkse meerderheid. Deze week was ik bij twee bijeenkomsten die mij daarvan hebben overtuigd. Woensdag sliep ik bijna in bij een ontluisterend verkiezingsdebat van lobby-organisatie Kunsten ’92. Donderdag hoorde ik tijdens een bijeenkomst over cultureel ondernemen dat particuliere fondsen de cultuur minder prioriteit gaan geven. All in a days work.
Wil je geld? Moet je lenen.
Het is een prachtige oplossing voor culturele ondernemers: de cultuurlening. Serieuze banken kruipen bij het woord ‘kunst’ bibberend van angst achter het gordijn en smijten je vervolgens met gepast geweld de deur uit. Daarom hebben een paar gemeenten iets nieuws bedacht. Kunstenaars kunnen – op basis van een stevig businessplan – een krediet krijgen tegen een aantrekkelijke rente en met soepele voorwaarden.
Ik berichtte daar eerder over, en plaatste er ook kanttekeningen bij: de in- en ingoede bank die in Utrecht bijvoorbeeld het revolverende[hints]Een revolverend fonds leent geld uit en zorgt dat het geld dat wordt afbetaald weer opnieuw beschikbaar komt voor uitlenen. De rente is dan voor de uitlenende instantie.[/hints] krediet regelt, wil natuurlijk wel heel graag een stevig bakstenen onderpand hebben, voor het geval het misgaat. Het zou zo kunnen lijken op een manier om de vastgoedportefeuille uit te breiden met steun van de gemeente. En dus over de rug van de kunstenaars die hun pand nog altijd met een stevige rente moeten afbetalen.
Om dat probleem een beetje te ondervangen zijn nu stichtingen ingeschakeld: De K.F. Hein Stichting in Utrecht doet het samen met Cultuur+Ondernemen. Laatstgenoemde stichting bankiert nu ook door tegen schappelijke rentes leningen aan te bieden tot 40.000 euro. Daar hoeft geen huis tegenover te staan, maar er moet wel een stevig ondernemend businessplan zijn. En een garantie dat het geld binnen drie of vijf jaar wordt terugbetaald.
Geen kans
Hartstikke goed. Iedere kunstenaar die weet hoe hij zijn of haar creativiteit in kan zetten om in drie jaar 40.000 euro winst te maken (exclusief rente) kan terecht bij Cultuur+Ondernemen. De musicus die een speciale cello nodig heeft, de lichtontwerper die iets met high-tech beamers wil: ze zijn kansrijk en kunnen geld krijgen. Het toneelcollectief dat in drie jaar het verzamelde werk van Vaclav Havel wil onderzoeken en in kleine theaters wil opvoeren, zal weinig kans hebben.
De cultuurlening is dus geen oplossing voor alles. Sterker nog: de cultuurlening geeft alleen het toch al succesvolle, ondernemende deel van de kunstsector een duwtje in de rug. Niks mis mee, zolang het niet de norm wordt. En dat zou zomaar eens kunnen gaan gebeuren. Behoor je tot de categorie makers wier werk vooral maatschappelijk of spiritueel rendement oplevert, kost je vooral geld. Dan ben je dus niet ondernemend genoeg voor een lening. De subsidie geeft je nog meer een imago mee van bedelende handophouder die te lui is om een echt vak te leren.
Houd op met debatteren
Twee partijen die na 15 maart waarschijnlijk samen een meerderheid hebben, vinden allebei dat kunstenaars die geld nodig hebben dat vooral zelf moeten verdienen. Een stuk of wat andere partijen ter linkerzijde van VVD en PVV willen 100 miljoen subsidie teruggeven van de 200 miljoen die eerder van de kunsten werd afgepakt.
Mochten die partijen al een meerderheid krijgen, is het de vraag of de kunstsector er blij mee moet zijn. Want al die partijen willen dus wel wat van de kunsten. Ze willen maatschappelijke relevantie, hulp in de huishouding, betere communicatie en meer van dat soort dingen. Als ze het uiteindelijk al over kunst gaan hebben. Kunst is de afgelopen jaren namelijk niet echt populairder geworden als gespreksonderwerp bij politici.
Verkiezingen voorbij
Eerst mochten de voorlieden van de jongerenafdelingen van de partijen hun verhaal afdraaien, daarna was het woord aan de volwassen cultuurwoordvoerders. Het onderlinge verschil lag vooral in de vaardigheid waarmee laatstgenoemden hun partijstandpunten over het voetlicht wisten te krijgen. De titel van het debat (‘Beyond Elections’) duidde op de ambitie om nu toch vooral voorbij de verkiezingen te kijken, maar dat lukte dus niet echt. Waarschijnlijk omdat dat nooit van politici gevraagd wordt.
Er waren twee ontregelende kunstenaars uitgenodigd, beiden niet blank en klaar om de boel eens flink tegen het white privileged licht te houden. Ze wisten geen echte deuk in het pakje politieke boter te slaan. Daarvoor stonden ook zij te ver af van hun leeftijdsgenoten in de nog altijd roomblanke politiek.
Kunstenaars, ga de natuur in
Donderdag, bij die presentatie van de Cultuurlening, hoorde ik nog iets opmerkelijks van de gastheer, de Utrechts K.F. Heinstichting. Nu ook subsidies wegvallen voor natuur- en milieuorganisaties pakken steeds meer particuliere fondsen de milieuhandschoen op. Het percentage van 80 dat nu aan cultuur wordt besteed, zou wel eens flink lager uit kunnen vallen, ten gunste van natuurbescherming. Volgens mijn gastheer was dit een opvatting die breed leefde onder veel fondsen. Ook grote fondsen als het VSB-fonds, zouden hun cultuuruitgaven gaan verminderen ten gunste van natuurbescherming.
Het is maar dat je het weet. Als kunstenaar.
Ik voorzie een grote toekomst voor ondernemende artiesten die iets in de buitenlucht willen doen. Met bomen.