Het is ongetwijfeld een van de meest vervreemdende beelden die we tijdens de 33ste editie van het documentairefestival IDFA te zien zullen krijgen. Dat strakke, spierwitte, kubusvormige gebouw dat als een UFO in het Congolese binnenland lijkt te zijn neergedaald. Een ontregelende blikvanger in de enige Nederlandse film in de internationale competitie: White Cube.
Het is de nieuwe film van Renzo Martens, die in 2008 IDFA al eens mocht openen met het ongemakkelijke Enjoy Poverty. Daarin houdt hij straatarme Congolezen voor dat er geld te verdienen valt aan foto’s van hun ellende. Nu gaan plantagearbeiders sculpturen boetseren voor westerse kunstliefhebbers.
Veel documentairemakers zweren bij het pure kijken en vastleggen. Zie bijvoorbeeld de indrukwekkende getuigenissen van de inheemse Ayoreo in Nothing But the Sun uit Paraguay, waarmee IDFA 2020 opent. Martens pakt het met White Cube, met koloniale uitbuiting als vergelijkbare achtergrond, heel anders aan. Hij zet zelf de beroering in gang die het onderwerp van zijn film wordt.
Kunst
In White Cube zien we hoe Martens, na het fiasco van het fotografieproject in Enjoy Poverty, weer terugkeert naar Congo. Met nieuwe plannen om dit keer het leven van ernstig uitgebuite plantagearbeiders te verbeteren. Dus, moet ik hem nu een filmmaker of een activist noemen, wil ik weten als ik hem spreek over de telefoon.
“Ik ben een kunstenaar die films maakt over echte projecten in de werkelijkheid. Het is een kunstproject dat voor andere mensen misschien een beetje activistisch is, maar dat is alleen maar omdat ik serieus neem wat kunst kan doen.”
Kan kunst ook iets doen voor die mensen in Congo?
“Kunst doet altijd iets voor mensen, en als kunstenaar kan je beslissen waar en voor wie het wat kan betekenen. Als je mooie schilderijen maakt en je hebt het geluk dat het Stedelijk ze ophangt, dan weet je precies wie daarvan gaat genieten. Dat is prima, maar ik vind dat kunst ook kan gaan over hoe de wereld in elkaar zit. Dan wil ik ervoor zorgen dat niet alleen min of meer rijke mensen in welvarende gebieden iets hebben aan die kunst. Omdat ons kunstbedrijf indirect is meebetaald door mensen die heel arm zijn, moet het voor die arme mensen ook wat mooier, leuker of beter worden. Gewoon een level playing field.”
Terug naar Congo
Je bent nu ruim vijftien jaar actief in Congo. Hoe ben je daar aanvankelijk verzeild geraakt?
“In 2004 ben ik voor het eerst naar Congo gegaan. Daarvoor had ik in Tsjetsjenië Episode 1 gemaakt. In Congo wilde ik uitvergroten wat ik in Tsjetsjenië had geprobeerd, namelijk de machtsverhouding laten zien tussen mensen die kijken en mensen die bekeken worden. Tussen kijkers en de mensen waarover films worden gemaakt. Mensen die in de ellende zitten en daar uit willen komen, en hopen dat gefilmd worden daarbij helpt.”
“Die machtsverhouding wilde ik portretteren, en Congo leek me gewoon de beste plek om dat te doen. Het is zo’n beetje het lastigste land ter wereld, met een lange geschiedenis van uitbuiting, oorlog en ziektes. Er hangt een enorm symbolisch gewicht aan dat land.”
Met zijn eerste Congo-film, Enjoy Poverty, drukt Martens ons met de neus op het feit dat het westerse fotografen zijn die verdienen aan de ellende daar. Niet de Congolezen zelf. In White Cube verwijst hij naar het ongemak dat hem bekroop toen hij zich realiseerde dat hijzelf ook een aantal jaar goed had geprofiteerd van het succes van Enjoy Poverty.
Profiteren van armoede
In het begin van White Cube zegt hij zelfs: ‘Ik heb mijn hele leven geprofiteerd van armoede en ongelijkheid.’ Dat klinkt alsof het niet alleen over Enjoy Poverty gaat.
“Dat klopt. De soja die we onze varkens voeren, de kleren die we dragen, de hagelslag op je boterham, het wordt geproduceerd door mensen met een veel lagere levensstandaard dan in Nederland. We drijven op de arbeid van mensen die heel erg weinig betaald krijgen.”
Het is inderdaad tamelijk schokkend wanneer in White Cube een arbeider op een oliepalmplantage vertelt dat hij één dollar per dag verdient.
“En de vrouwen krijgen de helft. Allemaal onder het toeziend oog van de heer Polman, CEO van Unilever. [van 2009 tot 2019, LB] Human Rights Watch heeft een vernietigend rapport geschreven over de arbeidscondities op die plantages: A Dirty Investment.”
Kritische kunst
Maar waarom die uitgebuite arbeiders lastig vallen met een kunstproject?
“Daar zijn een paar redenen voor. Om te beginnen: ik weet wel iets van kunst, maar niet van waterputten en ook niet precies hoe je de arbeidsomstandigheden zou kunnen verbeteren. Ik zeg niet dat een kunstproject de beste oplossing is. Veel beter is de lonen verhogen. Misschien kunnen andere mensen Unilever voor het gerecht dagen, maar ik kan dat niet.”
“Maar ik heb zelf mogen vaststellen dat als je kritische kunst maakt, bijvoorbeeld over ongelijkheid, zoals Enjoy Poverty, dat daar een vraag naar is. Er zijn tentoonstellingen met kunst over oorlog en armoede. Het is gewoon een goed onderwerp. Dus ik dacht, als die plantagearbeiders niet kunnen leven van plantagearbeid, misschien kunnen ze dan wel leven van kritische kunst over plantagearbeid. Ik ben er zelf een sprekend voorbeeld van.”
Het eerste project dat Martens in White Cube onderneemt, met een kunstconferentie en workshops op een oliepalmplantage in Boteka, loopt uit op een fiasco. Nadat ze een mail stuurde over een vermeend geweldsincident met machetes en speren trekt de plantage (een toeleverancier van Unilever) de stekker eruit.
“Ik was doodsbenauwd. De volgende stap is dat het leger erbij wordt gehaald, en voor je het weet heb je een zogenaamde etnische oorlog. Die plantage dacht in het begin waarschijnlijk dat ik daar gewoon wat leuke kunstdingen kwam doen, en dat was ook zo.”
“Maar die plantagearbeiders hadden toch een groter doel dan kunst maken. Ze wilden het land terug dat hun ontstolen is. Ze zagen het als een mogelijkheid om die agenda zichtbaar te maken. Het bedrijf vreesde dat dat voor hen wel eens een probleem zou kunnen worden.”
‘Best art of the year’
Meer succes heeft Martens twee jaar daarna in Lusanga, op het terrein van een verlaten Unilever-plantage. De mensen daar zijn vrij. Ze proberen zelfvoorzienend te zijn en willen de uitgemergelde grond weer vruchtbaar maken. Martens start er een intrigerend project. Door voormalige plantagewerkers geboetseerde sculpturen worden gekopieerd in chocola en verkocht aan westerse kunstliefhebbers. Een expositie in New York van dit expressieve werk krijgt in de New York Times veel lof: ‘Best art of the year.’
Land terugkopen
Met de opbrengst van de chocolade-sculpturen hebben de mensen in Lusanga al 65 hectare grond kunnen terugkopen voor hun post-plantage project.
Inmiddels is daar ook de door architecten van OMA ontworpen White Cube verrezen, als toekomstig museum en activiteitencentrum.
Dat bizarre contrast tussen die spierwitte kunsttempel en de voormalige plantage, was dat opzet?
“Het contrasteert wel met die oude plantage, maar dat is alleen maar de buitenkant. Onze musea zijn allemaal betaald door plantagearbeid.”
Zo memoreert Martens in White Cube dat het hem bij een vertoning van zijn film Enjoy Poverty in een Londense galerie opviel dat hij overal de logo’s zag van Unilever als kunstsponsor.
“Daarbij komt dat uit die regio alle kunst is weggehaald, gestolen, door het koloniale regime en door allerlei tussenhandelaren. Niks is natuurlijker dan dat we wat terugzetten.”
“Kort samengevat draait het White Cube-project erom dat de voormalige plantagearbeiders land kunnen terugkopen met de opbrengst van hun kunst. Zodat ze er ecologische voedselbossen kunnen starten waar ze zelf van kunnen leven. Het museum staat daar als een soort symbool van deze hele operatie.”
Kring van kunstenaars
Een belangrijke rol bij dat alles speelt het Cercle d’Art des Travailleurs de Plantation Congolaise (CATPC). Opgericht door de Congolese milieuactivist René Ngongo samen met de kersverse kunstenaars van Lusanga, waaronder Matthieu Kasiama. In de film komen zij en hun gedrevenheid ook steeds meer voorop te staan.
“Ja, hun aandeel is het belangrijkste. Als ik zeg: ‘Laten we daar een museum bouwen is dat misschien een grapje. Maar als zij zeggen laten we een museum bouwen om het land terug te kopen, dan wordt het interessant.”
“Mijn rol is dus minder belangrijk”, merkt Martens daarbij op.
“En wat er moet gebeuren nu dat museum er staat, is dat hun weggestolen kunst terug moet. Dat museum daar creëert een soort level playing field, zodat ook plantagearbeiders kunnen deelnemen aan die debatten.”
Er zijn veel meer plantages die teruggekocht moeten worden. Je kan niet overal een White Cube neerzetten.
“En niet alleen in Congo. Nee, ik denk dat er veel meer moet gebeuren. Bedrijven en musea moeten herstelbetalingen gaan doen voor al het geld dat daar weggezogen is. Niet alleen kunst terugsturen. Ik denk dat het Stedelijk vanaf nu hun gehele aankoopbudget aan kunst van plantagearbeiders moet besteden. En met dat geld kunnen plantagearbeiders hun land terugkopen. De White Cube is een aanzet voor een veel bredere herijking van de waardeketen van kunst.”
Kritiek, urgentie en talent
Is er veel artistiek talent onder de plantagearbeiders?
Volmondig: “Ja!”
“Het heeft mij ontzettend verrast. Dat het zo snel en gemakkelijk ging. Maar het hoeft je ook niet zo veel te verbazen. Onze etnografische musea liggen vol met bewijzen dat die mensen, in ieder geval een paar generaties terug, ontzettend getalenteerd waren. Vroeger waren er in elk dorp mensen die kunst maakten. Nu gaan ze het opnieuw doen.”
Er is ook wel kritiek geweest op Martens’ activiteiten daar. Is het toch weer de westerse witte man die, gesteund door allerlei fondsen, daar laat zien hoe het allemaal moet. Met goede bedoelingen weliswaar, maar toch.
“Ja, die kritiek is er zeker en die omarm ik ook. De film begint ook met een scène waarin Matthieu Kasiama opmerkt dat hij in mij aanvankelijk de teruggekeerde Unilever-oprichter William Lever zag.”
“Dit gezegd zijnde, de macht ligt weliswaar nog steeds in de boardrooms in Londen, maar de urgentie en het talent ligt bij plantagearbeiders in Congo. We hebben er ontzettend veel bij te winnen om ons oor te luisteren te leggen en eerlijk te gaan delen. Hun kunst te zien. Ik denk dat de film toont: als een witte man in zijn eentje gaat bepalen hoe het moet gaat het echt helemaal mis. Dat zie je in het begin gebeuren in de film. Je moet het echt niet aan iemand als mij overlaten, dan gaat het mis.”
“Maar als plantagearbeiders, of mensen als Matthieu Kasiama en René Ngongo simpelweg de mogelijkheid hebben om te communiceren met de rest van de wereld, dan gaan er heel veel dingen heel goed. Zij delen met mij en ik met hen, dat is alles.”
Startklaar
“De White Cube staat nu klaar om te beginnen. In 2017 is er al een soort symbolisch evenement geweest, met de CATPC en mensen uit Nederland, België, Duitsland, Frankrijk en Amerika. Maar vooral uit Congo en andere Afrikaanse landen. Nu is het wachten op wat er allemaal gaat gebeuren. Op 21 november wordt de documentaire White Cube er vertoond.”
Waarbij Martens benadrukt: “De tentoonstellingen, debatten en programma’s zijn vooral bedoeld voor de plantagearbeiders. In Kinshasa en andere grote steden is er al een infrastructuur met veel getalenteerde kunstenaars. Maar op de plantages komt nooit een kunstcurator langs, terwijl ook daar veel talent is.”
Terugkomend op zijn film: “Ik hoop vooral dat White Cube inspireert. Dat het mensen aanzet om het samen gewoon goed te maken, er een mooie, liefdevolle inclusieve wereld van te maken. Dat is helemaal niet zo moeilijk. Je hoeft zelf ook niet heel arm te worden. Gewoon mogelijkheden delen en uitwisselen, dan komt het allemaal goed.”
Is het voorstelbaar dat een volgende film hierover een Congolese maker heeft?
“Natuurlijk, er zijn fantastische Congolese filmmakers. Vorig jaar ging de prijs voor de beste korte documentaire op IDFA naar Up at Night van de Congolese regisseur Nelson Makengo.”
White Cube gaat op 21 november gelijktijdig in première op IDFA in Amsterdam, en in Lusanga, DR Congo. Op 23 november is White Cube (met nagesprek) te zien bij de VPRO. Vanaf 26 november draait de film in de bioscopen. Ook te zien via picl.nl.
IDFA vindt plaats van 18 november t/m 6 december, in Amsterdam en online, en in 44 filmtheaters door het land.