Apetrots zijn ze, de Kamerleden Jacques Monasch, Jasper van Dijk, Mona Keijzer en Alexander Pechtold. Zij hebben immers een jeugdtheatergezelschap gered en een paar festivals toe weten te voegen aan de culturele basisinfrastructuur van Nederland. Daarnaast hebben ze ook alvast een bedrag gereserveerd voor enkele andere festivals. Gisteren werden de moties uit het debat van juni in stemming gebracht. Bijna alles is aangenomen. Champagne.
Mooie samenwerking #PvdA, #SP, #CDA en #D66 . https://t.co/C3WBgO422t
— Jacques Monasch (@JacquesMonasch) October 27, 2015
Wat niemand lijkt te beseffen, is dat PvdA, SP, CDA en D66 dinsdag 26 oktober tijdens de plenaire zitting van de Tweede Kamer het systeem van kunstsubsidiëring in Nederland goeddeels om zeep hebben geholpen. Voor het eerst in 6 jaar kunnen we het eens zijn met een cultuurwoordvoerder van de VVD:
Doodsteek voor cultuurfondsen. Kamermeerderheid bepaalt welk festival of evenement wel of niet in aanmerking komt subsidie. #onafhankelijk — Michiel van Veen (@MichielvanVeen) October 27, 2015
Ooit werd de Culturele Basisinfrastructuur (BIS) opgezet om de vierjaarlijkse koehandel om de kunstsubsidies voor te zijn. Dat was immers een steeds grotere ergernis bij de bevolking en de kunstwereld zelf: steeds als er voor vier jaar kunstsubsidie werd verdeeld, op basis van een advies van de Raad voor Cultuur, ontstond er gedoe. Kunstinstellingen die buiten de boot vielen bestookten ‘hun’ Kamerleden, en wisten er vaak voor te zorgen dat die ‘hun’ club alsnog van subsidie voorzagen tijdens het Kamerdebat over de kunstbegroting.
Iedereen wilde daarvan af, en dus stelde men in 2007 een nieuwe methodiek vast, waarbij een groot aantal kunstinstellingen tot de ‘basisinfrastructuur’ werd gerekend. Die ontvingen dus zo’n beetje gegarandeerd subsidie, terwijl de rest kon vertrouwen op ruimhartige ondersteuning door de kunstfondsen, die zelfstandig over de verdeling van budgetten konden beslissen. Daar kwam de Kamer niet meer aan te pas. Het zou wellicht ook helpen om draagvlak voor kunstsubsidies bij de bevolking te behouden. Daar was het immers al slecht mee gesteld, door al dat gemekker, elke vier jaar.
De VVD besloot nog tijdens het eerste jaar van het nieuwe systeem, met steun van CDA en PVV, te bezuinigen op alle kunstsubsidies. Er werd geen richting aangegeven, anders dan dat het minder moest. Natuurlijk wist toenmalig cultuurstaatssecretaris Halbe Zijlstra dat hij daarmee het systeem in gevaar bracht. Dat was immers niet gebouwd op een plotselinge verlaging van de budgetten met soms wel 45 procent.
Zijlstra’s opvolgster Jet Bussemaker heeft op haar manier geprobeerd de basisinfrastructuur overeind te houden. Ze wist dat haar voorganger vanuit de voorste bankjes van de Tweede Kamer elke poging tot verhoging van het kunstbudget zou blokkeren, dus probeerde ze dat niet eens. Gevolg was dat ze ging schuiven met budgetten. Zo wist ze een soort van Basisinfrastructuur in stand te houden, op kosten van de rest van de gesubsidieerde kunstsector. Voor elk cadeautje aan de sector deed ze dus een greep in de kas bij de fondsen. Die fondsen zijn nu door hun reserves heen. Zij zullen bij het komende kunstenplan niet in staat zijn de dynamiek in het systeem te behouden. Immers: wat het nu al goed doet, qua subsidievoorwaarden, kan dan niet worden uitgesloten van subsidie, waardoor er geen ruimte is voor nieuwe initiatieven, die ook aan alle voorwaarden voldoen. Die zullen dan met succes naar de rechter kunnen stappen.
Of naar de Kamer.
Nu de oppositie, samen met regeringspartij PvdA, toch heeft ingegrepen, en er zelfs bedragen worden vastgelegd die aan kunstinstellingen worden toegekend, is alle lucht uit het systeem verdwenen. De Raad voor Cultuur heeft geen enkele zeggenschap meer, de kunstfondsen zijn hun geld en speelruimte kwijt.
Minister Jet Bussemaker vatte het in haar reactie mooi samen, toen zij aangaf dat ze zelf nog wel andere dingen zou kunnen bedenken om susbidie aan te geven. Opdat de Kamer voortaan zelf over elke subsidie gaat besluiten.
We citeren haar dit keer maar even:
Met betrekking tot de motie op stuk nr. 172 van de leden Monasch, Van Dijk, Keijzer en Pechtold snap ik de wens van de Kamer. Het is technisch uitvoerbaar en ik laat het oordeel over de motie dan ook aan de Kamer. Ik stel vast dat de indieners daarmee twee festivals in de BIS willen brengen, namelijk Oude Muziek en Oerol. Ik zal dat regelen. Zij zoeken voor twee instellingen, te weten de Nederlandse Dansdagen en Cinekid een oplossing in de BIS of daarbuiten. Het lijkt mij voor deze twee instellingen echter het meest logisch om daar een functie in de BIS voor te creëren, want ik kan deze gezelschappen niet in de BIS onderbrengen. Ik kan functies in de BIS onderbrengen en de Raad voor Cultuur vragen om mij te adviseren over wie op die functies heeft ingetekend en wie het heeft gekregen. Dat kunnen dus heel goed deze instellingen zijn, maar het kunnen ook andere zijn. Ik zeg er overigens wel bij dat ik de wens van de Kamer begrijp. Ik laat ook het oordeel aan de Kamer, maar het gaat wel ten koste van heel veel andere festivals. Dat zijn festivals die vaak juist een jong publiek weten te trekken, die gericht zijn op talentontwikkeling en die ook de provincie bedienen. Ik noem er een paar die niet in de motie zijn genoemd, maar waar ik bijzondere waardering voor heb. Ik noem in dit verband Into the Great Wide Open, met beeldende kunst en muziek, met name voor jonge generaties op Vlieland. Een ander voorbeeld is Deventer op Stelten, een prachtig stads- en buurtfestival waar heel veel mensen uit de stad en de regio aan meedoen. Mevrouw Keijzer noemde al het Theaterfestival Boulevard in Den Bosch en ik voeg daarbij ook maar Noorderslag/Noorderzon in Groningen en Music Meeting in Nijmegen. Die zullen allemaal niet blij zijn. Ik houd de indieners deze spiegel voor, want ik weet zeker dat deze festivals de Kamer ook weten te vinden. De Kamer pleit vaak bij mij voor activiteiten in de regio, maar daar is dan minder voor beschikbaar.
Ik zeg er ook bij — en misschien klinkt het al een beetje door bij de festivals die ik zelf noem — dat ik met alle respect voor de Kamer de keuze weinig innovatief vind. Het is vooral de gevestigde orde die bediend wordt. Het is veilig en ik heb daar niets op tegen. Het is ook van groot belang, maar met deze motie wordt wel meer geld gegeven aan de meer gevestigde festivals, waardoor we minder overhouden voor vernieuwing.
Operatie geslaagd. Patiënt overleden.