Brazilië heeft elk jaar 10% meer over voor kunst, sport en vermaak, plus dit jaar nog 600 miljoen extra.
Als we in Nederland ooit weer gaan groeien met de economie kunnen we kiezen tussen het Chinese en het Braziliaanse model. In China gaat de groei vooral naar puissant rijke ondernemers, en kopen de rijker geworden burgers massaal geproduceerde luxewaar. Voor de kunst betekent het vooral een enorme groei in de beeldende kunst-markt: beeldende kunst is booming, omdat erin gehandeld kan worden.
In Brazilië, dat in dit geval ook letterlijk aan de andere kant van de wereld ligt, speelt zich al een tijdje een wonder af van heel andere orde. Daar zorgt een belastingstelsel dat is gebaseerd op solidariteit en gedeelde verantwoordelijkheid er al een paar jaar voor dat de welvaart eerlijk wordt verdeeld. De samenleving profiteert veel meer van de vooruitgang, en dat zie je ook aan de manier waarop men omgaat met de kunsten.
Hier geen megarijken die kunstwerken kopen en verkopen alsof het broodjes zijn, maar een subsidiesysteem waarmee anderhalf procent van het BNP wordt gestoken in het ontwikkelen van kunst voor de sloppen, tournee’s van beginnende popbands, en het naar Brazilië halen van wereldvermaarde acts als het Cirque du Soleil.
De New York Times wijdt een groot artikel aan het Braziliaanse wonder. Dat zorgt voor een jaarlijkse stijging van het kunstbudget met 10%. Daarmee groeit het budget net iets harder dan de economie zelf, die met 7,5% per jaar toch al flink in de lift zit. De reden voor deze extra groei ligt besloten in het belang dat de overheid in Brazilië toekent aan de kunsten als ontwikkelingsinstrument. Daarbij is er ook geen beperking als het gaat om welke kunst wel of niet gesteund wordt: alles krijgt evenveel, of je nu vernieuwend staat te verfdansen in een bak meel of een succesvol samba-orkest leidt: het maakt niet uit. In Brazilië vindt men het onnodig dat welke kunstenaar dan ook zich met pr en marketing moet bezig houden.
De cultuurraad van Brazilië steunt daarom werkelijk alles, heeft een eigen uitgeverij, een paar ‘platenmaatschappijen’, het beheert theaters, musea en galeris, en ook nog restaurants en sportaccommodaties. En dat dus al sinds 1946, in de tijd dat het land nog een ontwikkelingsland was.
En hun carnaval is ook al leuker.