De zomerperiode is een fijne tijd voor inhaallezen – boeken van de afgelopen tijd die je nog wilde lezen, maar waar je niet eerder aan toekwam –, maar we kregen ook alvast een blik op een paar te verwachten titels. Dat leverde dat deze maand een fijne, gevarieerde oogst op.
Eifelse avonturen
Sinds De omweg is er geen nieuwe roman verschenen van Gerbrand Bakker, de auteur die wereldwijd succes oogstte met het prachtige Boven is het stil. De reden: al een jaar of vijf kampt hij met een schrijfcrisis. In 2012 ontvluchtte Bakker de afkeer van schrijven en kocht hij een huis in de Eifel, waar hij zich een slag in de rondte kluste. In het gezelschap van hond Jasper – een niet altijd even volgzaam vuilnisbakje – probeerde hij tot zichzelf te komen.
Het dagboek dat Bakker bijhield, is nu verschenen in de reeks Privé-domein onder de titel Jasper en zijn knecht. Wie van Bakkers romans houdt, moet dit zeker lezen. De observaties, herinneringen en ankedotes, zo nu en dan doorspekt met een column, afgewisseld met de geestige perikelen rondom Jasper, zijn hartveroverend. En gelukkig, zo vertelde Bakker ons onlangs tijdens een interview, is hij zijn schrijfcrisis te boven gekomen en weer begonnen aan een nieuwe roman. We kunnen niet wachten. (De Arbeiderspers)
Over leven en dood
Hij is al jaren een van onze favoriete Franstalige auteurs: Philippe Claudel. Zijn roman Het verslag van Brodeck behoort wat ons betreft tot de beste romans van de afgelopen jaren, maar ook zijn andere titels – Grijze zielen, Het kleine meisje van meneer Linh, om er maar een paar te noemen – zijn mooie, fijngevoelige vertellingen. We keken dan ook uit naar zijn nieuwe roman De boom in het land van de Toraja. De bewuste boom, zegt de verteller, is een tombe voor gestorven baby’s, die in dit houten graf hun reis naar de eeuwigheid beginnen. De verteller, een filmmaker van middelbare leeftijd, verliest zijn beste vriend (tevens zijn producent) en moet op zoek gaan naar nieuw evenwicht tussen leven en dood in zijn bestaan. ‘De dood maakt kinderen van ons allemaal.’
De boom in het land van de Toraja is een mooie, melancholieke en ontroerende roman met bespiegelingen over de plek die de dood in ons bestaan inneemt, of we dat nou willen of niet. De hoofdpersoon denkt na over vergankelijkheid, over het kind dat hij verloren heeft, de vriend die tijdens het bergbeklimmen omkwam, zijn ouder wordende lichaam en de manier waarop we in de maatschappij met dood en vergankelijkheid omgaan. Het feit dat hij een veel jongere vriendin krijgt, maakt die vragen nog prangender. Het gedeeltelijk autobiografische verhaal weet schrijver en filmmaker Claudel zo knap tot fictie te verweven, dat je tijdens het lezen gemakkelijk vergeet dat dit niet het verhaal van de schrijver zelf is. Claudel heeft met deze roman een prachtig eerbetoon gebracht aan zijn overleden vriend, hem begraven in zijn eigen boom, een tombe van papier. (De Bezige Bij)
Innemende sukkel
Het boek is al van 1993, maar verschijnt binnenkort, op 27 september, ook eindelijk in Nederlandse vertaling: Nobody’s Fool van Richard Russo. Niemands gek vertelt het hilarische en tegelijkertijd soms ontroerende verhaal van Sully. Donald Sullivan, zoals hij eigenlijk heet, is een alleenstaande man van zestig, een klusser met een kapotte knie, een drank- en een gokprobleem, die op elk moment van de dag precies het verkeerde weet te zeggen, iedereen tegen zich in het harnas jaagt, maar tegelijk de enige die de oudjes in zijn woonplaats North Bath – even kansloos als zijn bewoners – een helpende hand toesteekt.
Russo trakteert zijn lezers op een hele reeks geweldige, onvergetelijke figuren, zoals Sully’s hospita juffrouw Beryl, die zich laat raadgeven door haar overleden man en een Afrikaans masker; Rub, het niet al te snuggere, maar wel heel lieve maatje van Sully; de arrogante Carl Roebuck, de enige succesvolle kerel – ook bij de vrouwen trouwens – en getrouwd met het mooiste meisje van North Bath; Sully’s eenbenige, dronken advocaat Wirfly, of Hattie, het oude vrouwtje dat het spoor bijster is geraakt en door Sully van straat gehaald moet worden in haar nachthemd.
Een boek dat doet denken aan de film The Big Lebowski van de Coen-broers, bevolkt door al even kansloze als innemende types. Lange tijd vraag je je af waar het naartoe gaat met het verhaal, maar omdat het zo grappig en onderhoudend is, lees je met gemak de honderden pagina’s uit tot het einde. Het besef dat er ongetwijfeld tientallen mannen zijn zoals Sully, die daadwerkelijk zo hun leven leiden, geeft deze roman een bitterzoete smaak. (Verschijnt op 27 september in Nederlandse vertaling bij Signatuur)
Geen valse noot
Als interviewer heeft Wilfried de Jong altijd veel oog voor detail en mededogen aan de dag gelegd. Diezelfde kwaliteiten zien we in zijn fictie terug, zoals nu in de verhalenbundel Zweefduik. Trefzeker zet de Jong zijn personages neer; als ze jong zijn, zitten ze nog vol bravoure, maar later in het leven is die meestal verdampt. De vrienden die een stuk gaan zwemmen; de twee jongemannen in een jazzband; de Rotterdamse John, die in het donker van De Hef af springt – stuk voor stuk bereiken De Jongs personages niet erg florissant het einde.
Het zijn bepaald geen doorsnee verhalen die de Jong hier opdient, en ze zijn heel verzorgd en goed opgeschreven. Een bundel waarin eigenlijk geen enkele valse noot klinkt.
De schoonheid van het kleine
Dat oog voor detail deelt Wilfried de Jong met zijn stadsgenoot Ernest van der Kwast. Na het grote succes van de hilarische roman Mama Tandoori liet Van der Kwast zich van een subtielere, meer ontroerende kant zien in de verhalenbundel Giovanna’s navel en de roman De IJsmakers.
In zijn nieuwe boek Het wonder dat niet omvalt werkt hij met de gedachte dat achter elk mens een verhaal schuilt, en dat elk van die verhalen interessant is, als ze maar goed verteld worden. En dat doet Van der Kwast. In zestig ‘odes’ schetst Van der Kwast het alledaagse leven van bij nadere kennismaking vaak toch niet zo alledaagse Rotterdammers: een messenmaker, een frituroloog, een taxichauffeur met het syndroom van Gillles de la Tourette, een uitsmijter, de slager of marktkoopman.
In korte schetsen zet de schrijver zijn ‘personages’ liefdevol neer, geeft ze een stem, laat ze hun verhaal doen. Mooie, ontroerende portretten van bonte of juist heel gewone figuren, die je in hart sluit. (Verschijnt op 15 september bij De Bezige Bij)
Het ‘sms-boek’
We hadden er wel wat van verwacht: Ik heb hem nog niets verteld van de Spaanse schrijver David Trueba werd met ronkende aanprijzingen de wereld in gestuurd, en kreeg loftuitingen te over in Spanje. De jonge architect Beto bezoekt samen met zijn knappe vriendin een congres in München. Daar ontvangt hij een sms’je, van zijn vriendin Martha, maar aan iemand anders gericht. Het blijkt dat zij stiekem de relatie met haar ex-vriend weer heeft opgepakt, maar dat nog niet aan hem durfde op te biechten. De twee krijgen ruzie en Martha laat Beto uiteindelijk alleen achter in Duitsland. Beto’s werkbezoek gaat volledig de mist in, en ontgoocheld en eenzaam zoekt hij troost in de armen van een oudere vrouw.
Niet een heel origineel verhaalgegeven dus, en weliswaar gedegen, maar niet bovenmatig goed opgeschreven. Waar het boek in sommige recensies de maximale score kreeg, zouden wij er van de vijf sterren niet meer dan drie vergeven. (Meulenhoff)